Bent u het type procestechnoloog waar de hele industrie op zit te wachten? Vast niet. Het ene bedrijf sluit nu eenmaal beter aan op uw karakter dan het andere. Gewetensvraag voor sollicitanten: ben ik een Shell-mens, een DSM’er of een Jacobsiaan?

Dat er bij de opleidingen chemische technologie iets moet veranderen, daar zijn alle betrokkenen het wel over eens. De instroom is te laag en ondanks het feit dat er steeds minder technologen afstuderen, lijkt er nog steeds geen sprake te zijn van een serieus tekort. Maar als de huidige opleidingen niet meer in de behoefte voldoen, wat voor mensen moet je dán gaan opleiden? Die vraag stond centraal tijdens een bijeenkomst van de Nederlandse Procestechnologen, op 15 mei in de Reehorst in Ede. Drie sprekers uit de industrie mochten uitleggen wat voor ingenieurs ze het liefst aannemen. En helaas wisten ze de opleiders weinig houvast te bieden. Want ze willen allemaal wat anders.

Geografie

Gerard Kwant, ooit begonnen bij Gist-Brocades en inmiddels werkzaam voor DSM Research, maakte de beroepsgroep duidelijk dat ze haar belang niet moet overschatten. “Is de Nederlandse procestechnologie belangrijk? Is de samenwerking tussen de TU’s belangrijk? Is het belangrijk dat procestechnologie een aparte studie is? Is het opleiden van masters en PhD’s in Nederland belangrijk? Voor het voortbestaan van DSM niet!”

Dat bedrijf haalt tegenwoordig een hoop goede mensen weg uit het buitenland, met name Duitsland. Voor zover de research niet gewoon aan een Duits instituut wordt uitbesteed: “Geleen is maar een uurtje van Dortmund of Keulen af.” En geografie is niet de enige reden. Kwant moppert dat Nederlandse procestechnologen te zeer gefocust zijn op traditionele processen. “Grote volumina, continubedrijf. Batch is beautiful maar toen ik bij de Gist ging werken, keken mijn studiegenoten meewarig. Batchprocessen waren de eer van een chemisch technoloog te na.”

Het ongenoegen is wederzijds. Een life science-bedrijf als het huidige DSM heeft ook niet zo veel aan het klassieke type technoloog. Uit puur procestechnische innovaties kan men daar gewoon te weinig concurrentievoordeel halen. “Stel dat een oud proces voor vitamine X vijftig euro per kilo kost in Europa, en 25 euro in China. Je vindt iets uit waardoor het in Europa ook 25 euro per kilo kost. Dan kunnen ze het in China straks voor twaalf euro. En transportkosten zijn geen factor meer, dus de geografie is geen limiet.” Volgens Kwant zit de innovatie dan ook eerder in bredere toepassing van bestaande technologie en in synergie met andere disciplines. En dat vraagt een ander soort mensen: “Wat wij zoeken zijn ondernemende, creatieve onderzoekers.”

Vlinders niet gewenst

Liefhebbers van bulk- en continuprocessen kunnen het gelukkig altijd nog bij een andere werkgever proberen. Shell ziet ze bijvoorbeeld graag komen. Harry Bijwaard (Shell Global Solutions) wijst er op dat de raffinagetechnologie nog lang niet is uitgerijpt. “Er komt nu iets heel anders uit de pomp dan tien jaar geleden. En de huidige zwavelarme diesel is niet het einde, maar het begin van de weg. Nu beginnen we met de koolstof.” Hij verwijst naar de opkomst van disciplines als gas to liquids en clean coal. Maar verhoging van de betrouwbaarheid van installaties is minstens zo belangrijk: “Als vroeger de ontzwavelaar een paar dagen niet werkte, kon je nog wel binnen je specificaties blijven door te blenden. Nu, met een eis van 10 ppm zwavel, lukt dat niet meer. Heb je geen ontzwaveling, dan ligt meteen de hele raffinaderij plat.”

In feite is Shell zich meer dan ooit bewust van het nut van goede technologen. Als je vroeger bij dat bedrijf carrière wilde maken, dan was het vanzelfsprekend dat je het management in ging. Maar die tijden zijn voorbij. “We hebben gemerkt dat dat niet goed was voor de innovatie. Drie jaar geleden is officieel ingevoerd dat je ook in technische beroepen in de hogere salarisschalen terecht kunt komen.” Voor Shell is het een regelrechte cultuuromslag, en de animo zou van Bijwaard groter mogen zijn: “We moeten mensen geruststellen dat het een goede stap is om technisch excellent te zijn.”

Met de nadruk op technisch. Bijwaard zegt meermalen dat hij niet zit te wachten op ondernemende creatievelingen, behept met wat hij een butterfly approach noemt: “Wij willen geen mensen die overal aan geroken hebben. Mensen moeten duidelijke keuzes maken. Een procestechnoloog moet bij ons vooral beschikken over een solide technische fundatie. En hij moet bereid zijn om zich in de unit-operations te verdiepen.”

Soft skills

Verdieping versus brede blik. Duidelijk is dat Shell een heel ander slag procestechnologen zoekt dan DSM. En Jacobs Engineering (voorheen Comprimo) denkt er weer anders over. Per jaar neemt het bureau vijf tot acht procesingenieurs aan, en daarbij geven de technische vaardigheden vaak niet eens de doorslag. Een zeker technisch niveau is natuurlijk wel een vereiste, zo stelt Frans Boumans, manager process & technology. “Wij zijn actief in de raffinage, in de petrochemie, in de olie- en gassector, in de biotechnologie en in de farma. De ideale procesingenieur kan dat allemaal, al zijn er natuurlijk maar een paar zo breed. Voor technologie-ontwikkeling zoeken wij mensen op MSc-niveau. Voor process engineering voldoet BSc, maar we hebben liever twaio’s. In onze ervaring zijn die heel gemakkelijk inzetbaar, gelijkwaardig aan een jaar ervaring bij ons. In alle gevallen vragen we gedegen kennis van procestechnologie én van apparaten in de procestechnologie. Dat laatste hapert vaak. Vraag een pas afgestudeerde technoloog een pompcurve te tekenen, dan wordt hij rood. Ook belangrijk is kennis van materiaalselectie. Als je dat met een studie procestechnologie kunt combineren, via een major/minorconstructie bijvoorbeeld, ben je hard op weg een universele process engineer te worden.”

Maar al heeft Boumans dus wel wat suggesties voor de opleidingen, essentieel vindt hij ze niet. “De hard skills geloven we eigenlijk wel. We hebben vertrouwen in wat van TU of HTS afkomt. Het meest belangrijk zijn de soft skills, zoals communicatieve vaardigheden. We willen op de lange termijn met onze klanten blijven werken. Daarvoor moeten we communicatief zijn, kijken wat de klant eigenlijk wil. En de klant wil het vaak niet zeggen, je moet het eruit trekken. Mensen die voor ons werken, moeten daarvoor de karaktereigenschappen hebben.”

Essentieel

Over een ding zijn de sprekers het intussen eens: de Nederlandse opleidingen moeten blijven bestaan. “De Nederlandse procestechnoloog is essentieel voor de Nederlandse markt”, stelt Boumans. “Voor sommige aspecten van het vak moet je een Nederlander hebben. Je moet immers te weten komen wat de klant wil. Dus moet je bijvoorbeeld praten met operators, en die praten liever geen Engels.”

In zijn ervaring hebben Nederlanders bovendien zo hun voordelen. Ze zijn redelijk mobiel, ze spreken hun talen en ze hebben een groot aanpassingsvermogen. “Zit het in onze genen? Een instelling van ‘schouders eronder’ hebben we ook meegekregen. Vraag een Indische engineer niet om er eventjes iets bij te doen dat niet in zijn takenpakket zit. En Amerikanen kijken ook niet verder dan hun neus lang is.”

Ook Bijwaard weet zijn autochtonen te waarderen. “Net als DSM zijn we internationaal georiënteerd, maar met een bias om de mensen voor een deel van de tijd in hun home country te houden. Dus bij de R&D van Shell in Nederland zitten veel Nederlanders, en in Kuala Lumpur meer Maleisiërs. In Nederland hebben we minimaal vijftig, zestig technologen per jaar nodig om de zaak in leven te houden.’

En zelfs DSM’er Kwant, die zelf wel zonder de Nederlandse procestechnologen denkt te kunnen, ziet de Nederlandse opleidingen niet graag verdwijnen. “Ze zijn vooral belangrijk voor kleinere bedrijven die geen internationaal netwerk hebben.” Plus dat opheffen gewoon zonde is: “In Nederland is een goede universitaire infrastructuur aanwezig. Het is van belang dat die goed wordt gebruikt.

Onderwerpen