Eén jaar na de brand is Quest weer uit de brand. In recordtijd is in Naarden een nieuw lab neergezet. Het geheim: zo veel mogelijk prefab en zo weinig mogelijk bureaucratie.
Sinds 1 november 2003 kan de Naardense vestiging van geur- en smaakstoffenproducent Quest International officieel weer beschikken over een researchlaboratorium. En dat mag een prestatie heten, want het was die dag minder dan een jaar geleden dat het oude lab volledig uitbrandde.
Op die fatale zaterdag 2 november 2002 was er niemand in het pand. Het is nog steeds niet helemaal duidelijk hoe de brand heeft kunnen ontstaan. Zeker is wel dat de brandweer weinig kon uitrichten: de aanwezige gascylinders en chemicaliën vormden een te groot risico. En zeker is ook dat zo’n honderd labmedewerkers hun vaste werkplek kwijt waren.
Voor het moment werden ze elders ondergebracht. Deels in andere gebouwen van Quest in Naarden, deels ook bij Quest-vestigingen in Utrecht en Zwijndrecht. Maar het was wel duidelijk dat er zo spoedig mogelijk een andere oplossing moest komen. En aangezien de bouw van een traditioneel gebouwd pand te lang zou gaan duren, moest het wel systeembouw worden.
Op de Quest-tekentafel ontstond een T-vormig bouwwerk in twee bouwlagen, bestaande uit 176 modules van ongeveer zeven bij drie meter. Na gesprekken met diverse leveranciers van wat men oneerbiedig ‘containers’ pleegt te noemen, werd De Meeuw in Oirschot uitverkoren als turn-key leverancier voor het gebouw en de gebouwinstallaties. Voor de zuurkasten, de labtafels, de overige laboratoriuminrichting en de laboratoriumafzuigsystemen deed Quest een beroep op bestaande partners: Waldner Benelux in combinatie met Makronyl. GTI Utiliteit Midden tekende voor de sprinklerinstallatie en de laboratoriumgassen-infrastructuur.
Korte lijnen
Waldner is een Duits bedrijf. De enige productievestiging staat in Wangen im Allgäu, niet ver van de Bodensee. Daarnaast zijn er drie Duitse ‘Niederlassungen’ en vijf dochtervestigingen in het buitenland.
Een daarvan is Waldner Benelux, sinds kort verhuisd van Utrecht naar Riethoven in Zuidoost-Brabant. Verkoopleider Albert Brugman komt al 18 jaar regelmatig bij Quest over de vloer. Een jaar geleden had hij juist een order binnengehaald om zuurkasten te vervangen in het oude lab, waar op dat moment een renovatie aan de gang was. Hij zag de brand in eerste instantie op het tv-journaal. “De zondag daarop werd ik gebeld: Albert, kun je morgen meteen langskomen. Er was een meeting van het renovatieteam. Dat team hebben we die dag gelijk ontmanteld.”
Daarna ging alles heel snel. De meeste opdrachtgevers laten hun nieuwe labruimtes ontwerpen door een extern adviesbureau, dat vervolgens de leveranciers instrueert. Maar bij Quest hield men, om tijd te sparen, de lijnen liever zo kort mogelijk. Bovendien had men er alle vertrouwen in dat Waldner op eigen kracht ook wel een bruikbare inrichting kon bedenken. “Ik ben daar kind aan huis”, lacht Brugman. “Mij hoefden ze niets meer te vertellen.”
Er kwam dus geen adviesbureau tussen te zitten. Brugmans directeur Peter van Heesewijk vult aan dat vooraf niet eens een bestek is opgesteld: “Het is geleidelijk geschreven in bouwteamverband. Samen zijn we één op één tot een oplossing gekomen.”
Schetsjes.
Nog voor het eind van het jaar had Brugman het ontwerp rond. “Kijk, dit is de indeling”, vertelt hij, terwijl hij de tekeningen uitrolt. “Complete groepen in een vleugel, met voor alle mensen aparte kantoorwerkplekken. Dit hier is bijvoorbeeld het fermentatielab. De grove indeling lag er al, en met dat plan in de hand zijn we met gebruikers gaan praten. In overleg heb ik ruwe schetsjes zitten maken en de mensen laten vertellen wat ze nodig hadden. Bijvoorbeeld zo- en zoveel contactdozen en die en die technische gassen. Op basis daarvan heb ik thuis mooiere tekeningen gemaakt. Daarmee ben ik toen weer naar ze teruggegaan met de vraag: is dit het ongeveer?”
In de kerstperiode verwerkte Brugman alle aantekeningen tot een echt verhaal. Op basis daarvan werd bij het moederbedrijf in Duitsland een formele offerte opgesteld. Let wel: op dat moment was de bouwvergunning voor het nieuwe lab nog niet eens rond.
Na stevige onderhandelingen werd vervolgens door Quest de opdracht geplaatst. Daarna kon Waldner pas echt goed aan de slag. Brugman stuurde zijn schetsen op naar Wangen, en kreeg er prachtig gedetailleerde werktekeningen voor terug.
“Toen zijn we afspraken gaan maken”, vertelt hij. “Wim Nagel, binnen Quest de verantwoordelijke voor het bouwproces, gaf precies aan welke afdeling als eerste klaar moest zijn en welke daarna. Op de plattegrond zijn het zes krulletjes met cijfertjes erin, maar het hele project ligt er mee vast! Hoeveel mensen je nodig hebt, hoe je de logistiek moet organiseren, en ook welke tekening we als eerste door de gebruikers goedgekeurd moesten hebben.”
(Semi)Permanent
In eerste instantie had men de units van De Meeuw alleen willen gebruiken tot het moment dat er weer een traditioneel gebouw zou staan. De inventaris zou daarna kunnen meeverhuizen. Maar gaandeweg kwam men tot de de conclusie dat, indien het afwerkingsniveau van de units zou worden verhoogd, men de unitbouw kon zien als een permanente huisvesting met een geplande levensduur van een jaar of veertig.
Het interieur is dus net zo zorgvuldig ontworpen als dat van een traditioneel gebouw. Bij Waldner zijn ze onder meer erg trots op de aandacht die is gegeven aan de luchtbalans. Kan via de ventilatieopeningen net zo veel lucht naar binnen komen als via de zuurkasten wordt afgezogen? Volgens Van Heesewijk besteedt men in Duitsland traditioneel meer aandacht aan dat punt dan in Nederland. Maar zeker in een prefab-bouwwerk met beperkte hoogte is het essentieel om er naar te kijken. Is de afzuiginstallatie te klein, dan ontstaan onveilige situaties rond de zuurkasten. Maar overdimensioneer je hem, dan loop je kans dat je als het ware het hele lab vacuüm zuigt en de deuren niet meer open krijgt.
Bij Quest is dit probleem opgelost door te kiezen voor “een stukje gelijktijdigheid in het lab”, zoals Brugman het formuleert. Het komt er op neer dat de afzuiging voldoende is mits niet meer dan de helft van alle zuurkasten openstaat. Een elektronisch systeem houdt dit in de gaten. Zetten de laboranten teveel zuurkasten tegelijk open, dan gaat een optisch en akoestisch alarm af. Bovendien zitten er bewegingssensoren op de zuurkastfronten. Loopt een gebruiker weg, dan gaat na een instelbare periode (10 seconden tot 10 minuten) automatisch het zuurkastraam dicht. Tegelijk wordt de afzuiging aangepast door de klep in het afzuigkanaal gedeeltelijk te sluiten.
Het klinkt voor de hand liggend, maar in feite is het een vrij geavanceerd stuk regeltechniek dat zorgvuldig moet worden ingeregeld. “Als wij willen garanderen dat een zuurkast veilig is, dan hoort dit er bij”, stellen Brugman en Van Heesewijk. “Veel adviseurs vinden van niet, Quest vindt van wel.”
Klaar
Inmiddels zijn zo’n 35 vrachtwagens in Naarden gearriveerd, waarna Duitse monteurs van Waldner de inhoud installeerden. Een groot deel werd, net als het circa 3900 vierkante meter grote gebouw, afgeleverd in modulevorm, zodat in principe alleen nog de kabels en de leidingen hoefden te worden gekoppeld. Dat laatste liet Waldner overigens gaarne over aan GTI Utiliteit.
Begin oktober was de eerste afdeling volledig operationeel, en op 1 november kon het nieuwe pand officieel worden geopend. Opdracht volbracht. l
Nog geen opmerkingen