Onderzoekers interpreteren resultaten te optimistisch
Dierproeven geven vaak een veel te rooskleurig beeld van de werking van nieuwe geneesmiddelen. Dat leidt tot klinische tests die bij voorbaat zijn gedoemd te mislukken en mogelijk zelfs de levens van patiënten in gevaar brengen, zo betoogde neuroloog Malcolm Macleod (Edinburgh University) vrijdag tijdens het BA Festival of Science in York.
De reden is volgens Macleod dat dierproeven meestal niet ‘dubbelblind’ worden uitgevoerd, zoals bij klinische tests op mensen wel min of meer verplicht is. De onderzoekers weten precies welke muizen ze het geneesmiddel hebben gegeven en welke een placebo hebben gehad. Daardoor denken ze resultaten te zien die er helemaal niet zijn.
Als voorbeeld heeft Macleod onderzoek gedaan naar het onderzoek van behandelingen van de nawerking van beroertes. Voor die aandoening bestaat een goed diermodel, dus in theorie moet je dergelijke medicijnen perfect op muizen of ratten kunnen testen.
In de praktijk gebeurt dat ook. Macleod heeft meer dan 800 medicijnen tegen beroerte gevonden die ooit op dieren zijn getest. Daarvan leken er 500 te werken. Maar van de 100 die daarna het stadium van de klinische tests haalden, bleek er slechts één ook een positief effect op mensen te hebben.
Een goed voorbeeld is het fiasco van NXY-059, een middel van AstraZeneca dat bij dieren in 44 procent van de gevallen een verbetering leek te geven. Een klinische test met 3.000 mensen liet geen enkel positief effect zien. Volgens Macleod was die 44 procent een gemiddelde van dierproeven die wel en niet dubbelblind werden uitgevoerd. Die laatste categorie gaf maar een slaagpercentage van 20 tot 30 procent te zien.
Macleod is overigens niet tegen dierproeven an sich. Hij wil alleen dat de proefopzet hetzelfde wordt als bij proeven op mensen.
bron: Financial Times
Nog geen opmerkingen