Frauderen in de life sciences was nog nooit zo makkelijk. Minstens de helft van de open access-tijdschriften doet niet aan serieuze peer review en publiceert klakkeloos de grootste onzin, zo valt op te maken uit een publicatie in het wél heel erg serieuze Science.

In opdracht van dat tijdschrift leverde journalist John Bohannon het experimentele bewijs door een neppublicatie in elkaar te zetten over een molecuul, dat uit een korstmos was geëxtraheerd en een wondermiddel tegen kanker zou zijn. Van een afstandje leek het heel wat maar er waren een paar grove wetenschappelijke fouten in verstopt, die het stuk totaal ongeloofwaardig maakten voor iedereen met een béétje kennis van biochemie.

Bovendien zoog hij de namen van de zogenaamd uit Afrika afkomstige auteurs én die van hun onderzoeksinstituten uit zijn duim, met hier en daar een woordje Swahili om het echt te laten lijken. Bovendien liet hij het van Engels naar Frans en weer terug vertalen door Google Translate, zodat het niet meer door een native speaker geschreven leek te zijn.

Het eindresultaat stuurde hij op naar 304 open access-tijdschriften. Telkens met een ander korstmos, een ander molecuul , een andere vorm van kanker en andere verzonnen auteursnamen om het niet al te zeer op te laten vallen. Voor de rest bleef het steeds hetzelfde verhaal.

Tot nu toe hebben 157 redacties het geaccepteerd, tegen 94 afwijzingen.

Volgens Bohannon vertoont ongeveer 60 procent van de reacties geen enkel teken van enige peer review. Met andere woorden: de dienstdoende redacteur gooide het óf zelf in de prullenmand (bravo!) óf hij accepteerde het zonder er een expert bij te halen.

Van de 106 bladen die wél aan peer review leken te doen, accepteerde desondanks 70 procent uiteindelijk het stuk. Die peer review beperkte zich dan ook meestal tot taal- en vormcorrecties - ‘science-free’, noemt Bohannon het. Slechts 36 bladen stuurden een brief terug met serieuze wetenschappelijke bezwaren - en 16 daarvan wilden het nepstuk desondanks toch publiceren.

Daadwerkelijk gepubliceerd is het overigens nergens; telkens als Bohannon een acceptatiebrief kreeg (plus de rekening, zoals bij open access gebruikelijk) stuurde hij een beleefd briefje terug waarin hij de publicatie terugtrok ‘omdat er achteraf een vervelende fout in de experimenten blijkt te zijn geslopen’.

De meeste gefopte open access-titels zijn uiteraard dermate derderangs dat je wel erg wanhopig moet zijn om er überhaupt in te publiceren. Ongeveer eenderde komt uit India, dat berucht is om zijn nep-uitgaven. Maar er zaten ook titels tussen van gerenommeerde uitgevers als Elsevier, Sage en Wolters Kluwer - bij dat laatste concern schamen ze zich dermate diep dat ze meteen de stekker uit de desbetreffende titel hebben getrokken.

De conclusie is overigens nadrukkelijk niet dat het hele open access-gebeuren niet deugt. Het vermoeden wordt uitgesproken dat je precies hetzelfde zal zien gebeuren als je het onderste echelon van de traditionele wetenschappelijke tijdschriften aanschrijft. Maar de wetenschap zal haar veelgeprezen zelfreinigende vermogen wél een keer op deze onderlaag moeten loslaten om te voorkómen dat ze haar eigen geloofwaardigheid verliest.

bron: Science

Onderwerpen