Antarctische vissen produceren glycoproteïnen ter ontdooiing van hun maagsappen, niet van hun bloed

Antivries-glycoproteïnen (AFGP’s) worden aangemaakt door Antarctische kabeljauwachtigen (Nototheniidae). Ze verlagen het vriespunt van de lichaamssappen van de vis met ongeveer één graad. Dit is net voldoende om te voorkomen dat de ijskristallen, die de vis binnenkrijgt via ijskoud zeewater en dito voedsel, die lichaamssappen laten bevriezen.

AFGP’s zijn al 35 jaar geleden ontdekt. De lever leek altijd de meest voor de hand liggende productieplek voor dit soort eiwitten. Maar vanaf het begin rezen er twijfels omdat de expressie van het bijpassende mRNA in de lever verdacht laag bleek te zijn.

Onderzoekers van de universiteit van Illinois (Urbana-Champaign) hebben nu weefsel uit alle delen van notothenoïden onderzocht op deze RNA-activiteit, via Northern blot-tests. Ze vonden die expressie in het exocriene deel van de alvleesklier van alle onderzochte soorten, en ook bij hun larven. Bij één soort deed een deel van de maag, rond de aanhechting van de slokdarm, ook mee. De expressie in de lever was gelijk aan nul.

De alvleesklier levert vooral spijsverteringsenzymen. De onderzoekers concluderen dat AFGP’s primair zijn geëvolueerd om de maagsappen te beschermen. Dat ze ook in het bloed voorkomen, zou een secundair effect zijn.

bron: persbericht University of Illinois

Onderwerpen