De Nederlandse chemische industrie is de kredietcrisis grotendeels te boven en zit weer bijna op het niveau van 2007, maar de eurocrisis maakt de toekomst lastig te voorspellen. Dat is de boodschap van branchevereniging VNCI aan de vooravond van 2011.

Voorlopige cijfers over 2010 laten een productiestijging van 8 procent zien, en dankzij hogere prijzen een omzetstijging van 25 procent. Voor het grootste deel is die stijging al in de eerste helft van het jaar gerealiseerd. Met name de basischemie kón daarna niet eens meer groeien omdat veel fabrieken alweer op 100 procent van hun capaciteit zitten.

 

De fijnchemie herstelt zich iets minder snel. Volgens VNCI-directeur Colette Alma komt dat wellicht doordat die veel producten levert aan de bouw, waar het economisch herstel nogal achterblijft.

 

Ook hebben veel klanten volgens de VNCI het nodige geleerd van de crisis. Ze houden blijvend kleinere voorraden aan dan vroeger, en onderhandelen scherper nu ze wéten dat er het nodige van de prijs af kan.

 

Intussen verwacht het CBS dat de investeringen binnen de sector volgend jaar met 70 procent zullen stijgen. Een concreet bedrag kan Alma niet noemen; een heel ruwe schatting komt volgens haar uit op 1,8 miljard euro. Iets meer dan de helft betreft vervangingsinvesteringen, de rest gaat zitten in capaciteitsuitbreiding.

 

Voor de lange termijn blijft de VNCI toewerken naar eeen halvering van de CO2-uitstoot tussen nu en 2030. Technisch lijkt het niet onmogelijk; de grootste zorg is dat Nederland zich uit de markt prijst. “Een level playing field blijft noodzakelijk”, aldus VNCI-voorzitter Werner Fuhrmann.

 

Maar voorlopig heeft de vereniging andere zorgen, bijvoorbeeld over de stijgende grondstoffenprijzen, het gezwalk van de euro en, dichter bij huis, het weinig consistente Nederlandse industriebeleid: “Het is belangrijk dat publiek/private samenwerkingen blijven bestaan”, benadrukt Alma. “Al kan dat misschien ook wel met een ander instrumentarium dan het huidige.”

Onderwerpen