Al sinds begin jaren tachtig is er veel commotie rondom gecontamineerde cellijnen. Deze maand verscheen er weer een verontrustende publicatie over. Hoe erg is het nu eigenlijk?

De Nijmeegse onderzoekers Serge Horbach en Willem Halffman gooiden deze maand nog maar weer eens een steen in de vijver: experimenten beschreven in tienduizenden wetenschappelijke artikelen gebeurden met andere cellijnen dan de bedoeling was. In totaal verwezen ongeveer een half miljoen andere artikelen naar deze publicaties.

Met name de HeLa-cellijn, die oorspronkelijk uit baarmoederhalskankercellen van Henriette Lacks bestaat, is als onkruid, en heeft sinds de jaren zestig onbedoeld duizenden celkweken overwoekerd. Choquerende cijfers, maar in De Volkskrant van 13 oktober relativeerden verschillende onderzoekers ze. Zo liet hoogleraar Albert Signore van het UMCG aan de krant weten: ‘Voor ons onderzoek hadden we een snel groeiende en agressieve cellijn nodig, zoals deze. Hun oorsprong was niet zo relevant.’

Maar niet iederen denkt er zo simpel over. ‘Het probleem is niet zo groot als de cijfers misschien doen geloven, maar ook niet te negeren’, zegt Hans Clevers, hoogleraar medische genetica van onder andere het Hubrecht Instituut. ‘Als je fundamentele celprocessen bestudeert maakt het meestal niet uit, maar hoe dichter je tegen medische toepassingen aan zit, hoe dramatischer de gevolgen kunnen zijn. Bijvoorbeeld als je een medicijn test tegen een bepaalde tumor, en je zonder het te weten met cellen van een ander tumortype werkt.’

Voortdurende controle

In het lab van Clevers worden zogeheten organoids gemaakt, dat zijn driedimensionale mini-orgaantjes. ‘Direct bij afname van de cellen bij de patiënt, nemen we daar een genetische barcode van af, die we steeds opnieuw controleren. We hebben er een biobank van aangelegd en het blijkt dat zelfs wanneer je heel schoon werkt, de contaminatie nog 2 % is.’

 

‘Vaak zie je het niet’

Die contaminatie kan door allerlei oorzaken komen, via een twee keer gebruikte pipetpunt, een incubator of de lucht. Schoon werken helpt, maar is niet zaligmakend. ‘Ik kan wel eerlijk vertellen dat wij er deze week nog achter kwamen dat in een kweek van menselijke hoofdhalstumorcellen die we hadden, muizencellen waren opgedoken. Dat was makkelijk te ontdekken, want die cellen zien er heel anders uit onder de microscoop. Die konden dus meteen weg. Maar vaak zie je het niet. Je kunt dus niet gewoon netjes werken en niet controleren.’

Deze stelling onderschrijft Marcel van Vugt, hoogleraar medische oncologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ook in zijn lab gaat het nog wel eens mis, zonder dat daar altijd een duidelijke aanleiding voor te vinden is. In zijn groep doen ze zowel fundamenteel als meer toegepast onderzoek, waarbij ze potentiële medicijnen testen. Hij benadrukt dat ook bij fundamenteel onderzoek de specifieke cellijn wel degelijk bepalend is. ‘Ook basale celprocessen zijn soms anders bij verschillende cellijnmodellen, en je wilt dat je onderzoek zo herhaalbaar mogelijk is.’

Genetisch profiel

Van Vugt laat daarom van de cellijnen die in zijn vriezers staan regelmatig genetische profielen maken door een commercieel bedrijf. ‘Dat wordt ook door steeds meer tijdschriften verlangd, dus het is deels afgedwongen.’

Wel moet gezegd, aldus Van Vugt, dat commercieel laten controleren alleen kan met algemeen gebruikte cellijnen, waarvan referenties bekend zijn. ‘Als wij zelf cellijnen van patiënten maken, moeten we die profielen zelf maken. Zulke patiënt-afgeleide cellijnen zijn we aan het opzetten. Daarna, als we die cellijnen gaan gebruiken, gaan we die profielen maken en op basis daarvan regelmatig controleren. Dat vergt een extra investering, maar die is het zeker waard.’