Biomassa zakt heel wat minder snel naar de oceaanbodem dan tot dusver werd aangenomen. Dat betekent weer dat micro-organismen meer tijd krijgen om er onderweg CO2 van te maken. Klimaatmodellen die voetstoots aannemen dat de koolstof in die biomassa gedurende langere tijd uit de circulatie is, zijn dus niet helemaal te vertrouwen, zo waarschuwen Duitse en Amerikaanse onderzoekers in PNAS.

Het probleem zit volgens Kolja Kindler (Max-Planck-Institut für Marine Mikrobiologie, Bremen) en collega’s in het feit dat zulke biomassa sterk poreuze deeltjes vormt, die voor 95 procent of meer uit water bestaan. Hun soortelijke massa is daardoor maar een beetje hoger dan die van het water in de poriën. En de soortelijke massa van dat water is weer afhankelijk van de temperatuur (zoals bekend vertoont ze een maximum bij 4 graden Celsius) en van het zoutgehalte.

 

Zolang dat inwendige water ongeveer even zwaar is als het omringende oceaanwater, blijft het deeltje zakken. Maar zeeën vertonen in de praktijk vaak een gelaagde structuur. Dus bereikt het deeltje een waterlaag die kouder (of zouter) is, dan blijft het al gauw ‘drijven’ op het oppervlak van die laag.

 

Het zakt pas weer verder als het water in de poriën is vervangen door het zwaardere water uit de omgeving. Maar in die poriën bestaat geen stroming, zodat de uitwisseling geheel via diffusie moet verlopen. En uit experimenten blijkt dat het op die manier wel een dag of drie kan duren.

 

Zeker wanneer dit niet al te diep onder het zeeoppervlak gebeurt, mag je verwachten dat gedurende die tijd een deel van de biomassa door micro-organismen wordt afgebroken, en dat een deel van de koolstof gewoon als CO2 terug de atmosfeer in gaat.

 

Hoe sterk de bestaande klimaatmodellen door dit verschijnsel worden beïnvloed, kunnen de onderzoekers nog niet zeggen. Maar ze presenteren het wel als het zoveelste bewijs dat we eigenlijk veel te weinig weten van wat er écht in de oceanen gebeurt.

 

bron: Max-Planck-Institut für Marine Mikrobiologie

Onderwerpen