In het scenario ‘Cricket Match’ zullen burgers op eigen houtje nooit iets asociaals doen. Daar hebben ze hun netwerk voor.
Zorgvuldig aangeharkt, dat is misschien wel de beste omschrijving van de ‘Cricket Match’ maatschappij. Dankzij fenomenologisch onderzoek naar de werking van het menselijk brein zijn er medicijnen op de markt verschenen voor de bevordering van liefde, groepsgevoel, intelligentie en slaapbeleving, en voor het tegengaan van verslaving, psychose, angst, woede en stress. Alle emoties zijn op die manier te controleren.
Dat is maar goed ook. Deze samenleving wordt immers gerund door burgers die goed hebben begrepen dat ze hun eigen belang het beste dienen door zich maatschappelijk betrokken op te stellen. Ze hebben zich verenigd tot machtige pressiegroepen, die de industrie kunnen dwingen om te komen met de nieuwe producten en de technologische doorbraken die zij wensen. Bewust koopgedrag en bewuste keuze voor een werkgever zijn hierbij machtige wapens. Het gevolg is dat veel werk wordt gemaakt van duurzame ontwikkelingen en technieken die de kwaliteit van het leven verbeteren. Met massaproductie van modieuze, dure rotzooi maak je jezelf als bedrijf niet populair meer.
Clubs.
De burgers opereren vrijwel nooit individueel, maar vanuit twee soorten netwerken. Allereerst zijn er de ‘clubs’. Dit zijn tamelijk elitaire denktanks die, naar het voorbeeld van de Club van Rome uit de jaren zeventig, richting geven aan de Europese politiek. Lidmaatschap van een club is een eer die slechts weinig mensen te beurt valt. Dat geldt niet voor de ‘Quality Networks’, die hun wortels hebben in de niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) van vroeger. De naam verwijst naar de ‘quality of life’ die ze naar eigen inzicht hopen te verbeteren. Ze richten zich op één specifiek thema, zoals natuurbehoud, cultuurbehoud, bejaardenzorg of duurzaamheid. Burgers wisselen net zo gemakkelijk van Quality Network als van paraplu, afhankelijk van hun interesses van het moment. De meer populaire networks zijn echter machtige maatschappelijke factoren, zeker als ze besluiten gezamenlijk te opereren. Wanneer hun ideeën botsen, bijvoorbeeld over de vraag hoe ver je met technologie moet ingrijpen in de natuur, dan kan dat leiden tot heftige maatschappelijke debatten. Over het algemeen blijft het echter bij verbaal geweld: de burger houdt immers van orde en regelmaat.
Derde geldstroom
Wat de chemie betreft: die maakt in 2030 een regelrechte bloeiperiode door. Nog nooit werd zij zo breed toegepast. Alleen is vrijwel niemand zich daarvan bewust. Met de term ‘chemie’ wordt alleen nog maar het fundamentele wetenschappelijke vakgebied aangeduid, dat zich bezighoudt met de analyse en modificatie van de structuur en functie van moleculen. ‘Moleculaire wetenschappen’, zo noemt men het ook wel. Op de middelbare school worden de basisprincipes nog altijd onderwezen in het kader van het vak natuurwetenschappen. Maar er zijn nog maar een paar universiteiten met een chemische faculteit, er zijn nog maar weinig wetenschappers die zich chemicus noemen, en er bestaat allang niet meer zoiets als een ‘chemische industrie’.
Geen wonder, want in 2030 worden onderzoek en hoger onderwijs vrijwel geheel betaald vanuit de derde geldstroom. Automatisch is hierdoor het accent komen te liggen op technologische toepassingen. Multinationals laten wereldwijd grootschalige R&D-programma’s uitvoeren met een bij uitstek multidisciplinair karakter. Chemie, biologie, fysica, IT en microscopische instrumentenbouw zijn de gereedschappen waarmee nanotechnologie, life-sciences, eiwittechnologie, neurologie, biochemie, katalyse, proceskunde en materiaalkunde worden bedreven. Bij het innovatieproces zijn de Quality Networks uiteraard nauw betrokken: zij vragen, de multinationals draaien. De onderzoekers zijn zelf trouwens ook vaak lid van het desbetreffende Quality Network.
Multinationals dirigeren tevens het onderwijs. Ze financieren leerstoelen en stellen studenten in staat om hun lesprogramma bij elkaar te ‘shoppen’ bij verschillende universiteiten. Ook de onderzoeksprogramma’s van de topinstituten, die in 2030 zijn uitgegroeid tot wereldwijde netwerken van kennisinstellingen, worden vanuit het bedrijfsleven bepaald en gekoppeld aan de eigen R&D-inspanningen.
Geel gevaar
Het lijkt een vredige, harmonieuze wereld, maar toch zijn er grote problemen. Zoals in elke samenleving zijn er mensen die bij geen enkel netwerk horen. Soms uit protest, soms omdat ze de sociale druk gewoon niet aankunnen.
Erger is dat Europa de hete adem van China in de nek voelt. Burgernetwerken kunnen het eigen bedrijfsleven leuk aansturen, maar met invloeden van buitenaf weten ze zich eigenlijk geen raad. Zeker niet wanneer het buitenland innovatiever is dan de eigen industrie, en dezelfde producten tegen een lagere prijs kan leveren. Het gevolg is dat de Europese economie steeds sterker wordt gedomineerd door de Chinezen. Waarbij het wel een beetje wrang is dat ze daar voornamelijk toe in staat zijn omdat burgers het in die contreien juist niet voor het zeggen hebben.
Nog geen opmerkingen