Paul Crutzen won in 1995 de Nobelprijs scheikunde voor zijn onderzoek naar de chemie in de atmosfeer. Hij helderde de reacties op die betrokken waren bij het ontstaan van het ozongat. Rode draad door zijn werk is het ophelderen van de invloed van de mens op het klimaat.
Paul Crutzen (70) is de derde Nederlander die ooit een Nobelprijs chemie in ontvangst mocht nemen. Hij staat op de nominatielijst van tweehonderd mensen die in aanmerking komen om gekozen te worden tot de grootste Nederlander in het KRO-programma De Grootste Nederlander. Toch leidt de binnenkomst van Crutzen in het Van der Valk restaurant in De Bilt niet tot rumoer of omgedraaide hoofden. Alleen de licht ironisch twinkeling in zijn ogen verraadt de mentale slagkracht van de voormalige directeur van het Max Planck Instituut voor Scheikunde in Mainz.
De Nobelprijswinnaar heeft opvallend genoeg nooit scheikunde gestudeerd. Chemie was voor Crutzen ook niet het favoriete vak op de hbs. Vanwege onvoldoende hoge cijfers lukte het hem zelfs niet om vlak na de Tweede Wereldoorlog een beurs te krijgen voor de universiteit. Dus werd het weg- en waterbouwkunde aan wat nu een hts zou heten. De wetenschappelijke carrière van Crutzen kwam pas op 26-jarige leeftijd van de grond toen hij werd aangenomen als computerprogrammeur bij een me-teorologisch instituut in Stockholm. Het onderzoek naar de hogere luchtlagen stond toen nog in de kinderschoenen. De stratosfeer werd wel gekscherend de ‘ignorosfeer’ genoemd. Crutzens opheldering van de verschillende reacties die optreden in de stratosfeer leverde hem in 1995 de Nobelprijs op. Deze deelde hij met de Amerikanen Mario Molina en Sherwood Rowland.
Prof. Crutzen, u hebt de Nobelprijs ont-vangen voor uw onderzoek naar atmosferische chemie, in het bijzonder voor het ophelderen van de chemische reacties die een rol spelen bij de afbraak en opbouw van de ozonlaag. Waarom is er eigenlijk geen ozongat boven de Noordpool?
“Een van de voorwaarden om een ozongat te maken, is een lage temperatuur in de onderste laag van de stratosfeer, grofweg tussen de 12 en 25 kilometer hoogte. Bij temperaturen van minus tachtig graden worden ijsdeeltjes gevormd. Stoffen die afzonderlijk geen gevaar opleveren, reageren op het oppervlak van deze deeltjes. Daarbij ontstaat Cl2, dat na de lange polaire winter onder invloed van zonlicht uiteenvalt tot chlooratomen. Deze radicalen vallen het ozon aan in een katalytische keten van reacties. Het is eenvoudig langer koud en veel kouder boven de Zuidpool dan boven de Noordpool. Maar we hebben wel eens winters dat het erg koud is in het Noorden en dan is er ook een (kleiner) ozongat boven de Noordpool.”
Vindt u de manier waarop er ingegrepen is na vaststelling van het ozongat het model om andere ecologische problemen aan te pakken?
“Het wordt als model genomen. Maar als je nagaat dat het gevaar van chloorfluorkoolwaterstoffen (cfk’s) voor de ozonlaag al in de jaren zeventig is gepostuleerd, dan had men natuurlijk al eerder wat kunnen doen. Aan de andere kant hebben we misschien op tijd dit probleem opgelost. Aan de Zuidpool leven niet veel mensen en pinguïns leven maar kort [ongeveer twintig jaar, red.], zoveel schade ondervinden ze niet. We hebben dus geluk gehad.”
U hebt veel onderzoek verricht naar de zogeheten ‘Asian Brown Cloud’. Wat is dat precies?
“Voor alle duidelijkheid: de Asian Brown Cloud (ABC) heeft niks te maken met een gat in de ozonlaag! De bruine wolken zijn luchtvervuiling in de eerste kilometers van de atmosfeer, maar over zeer grote gebieden: heel Zuidoost-Azië, maar ook China, India en Indonesië. Aan de voet van de Mount Everest in Nepal zie je het al. De lucht is daar zeer vervuild. Vooral in de winter als je de noordoostmoesson hebt, wordt deze lucht meer en meer met verbrandingsproducten aangevuld. Dit noemen we de Asian Brown Cloud. Het is een soort smog die onder meer bestaat uit roetdeeltjes. Zelfs op de Malediven, duizend kilometer onder India, zie je de bruine wolk.”
U definieert het antropoceen vanaf 1784, met de uitvinding van de stoommachine, als het tijdvak waarin de invloed van de mens op de planeet en het klimaat merkbaar wordt. Kunt u nog wel rustig slapen, met het ozongat, de Asian Brown Cloud? Wordt u er niet somber van?
“Waarom somber? Ons onderzoek is ook boeiend! Toen ik begon, was mijn doel helemaal niet om de luchtvervuiling te bestuderen, maar om kennis op te doen hoe de atmosfeer werkt, vanuit een ivoren toren. Maar zodra ik bezig was met het probleem merkte ik onmiddellijk dat de mens er wat mee te doen heeft. We zijn gewoonweg zo actief geworden, we zijn met zoveel en we hebben zulke ambities om lekker te wonen in luxe. Zo is de mens nu eenmaal. Maar waar je ook bent, je ziet de gevolgen, zelfs in de ontwikkelingslanden.”
Maar u voelt zich niet een patholoog-anatoom? Dat is ook boeiend werk.
“Nee, nee. Ik ben niet iemand die als een prediker hel en verdoemenis verkondigt. Maar van tijd tot tijd moet je de waarheid vertellen. Dat wordt niet altijd aangenaam opgenomen. We hebben wel eens problemen gehad met India. De overheid daar zei: “We laten ons door onderzoekers uit de rijke landen niet de les voorschrijven.” Daar hebben ze wel een beetje gelijk in. Maar ze doen zelf ook niet veel. Langzamerhand zijn de relaties beter, maar een paar jaar geleden was het tamelijk scherp. Hun grootste probleem is armoede. Luchtvervuiling komt daarna, maar het moet komen. De uitstoot van roet heeft vooral invloed op het regionale klimaat, dus niemand kan zijn ogen ervoor sluiten.”
Denkt u dat een duurzame economie mogelijk is als heel China dadelijk in de auto stapt?
“Moeilijke vraag. Ik heb zelf geen auto, dus je kunt ook zonder. Belangrijk is om de bronnen van de energie schoon te houden, dus geen fossiele brandstoffen meer gebruiken. Wat wij eigenlijk als mensheid direct aan warmte in de atmosfeer stoppen is minimaal. Dat geeft slechts een verhoging van de oppervlaktetemperatuur van minder dan een tiende graad. Het probleem is de CO2 die vrijkomt als bijproduct van de warmteopwekking. Dat maakt het bijna honderd keer erger. Als het de mensheid lukt de koolstof uit de energiebronnen te halen, hebben we misschien het paradijs.
Echt pessimistisch wil ik niet zijn. Soms ben ik pessimistisch. Vooral de dingen die in het Midden-Oosten gebeuren, maar dat heeft met het klimaat weinig van doen. Als je denkt aan de gruwelijkheden heb je wel eens de gedachte dat er geen hoop meer is voor de mensheid. Maar dan zie je je kleinkind weer en weet je: zo mag ik niet denken.”
De film The Day After Tomorrow van Roland Emmerich [regisseur, bekend van Independence Day, red.] over de gevolgen van abrupte klimaatveranderingen draait nu in de bioscopen. Wetenschappelijk gezien ben ik het niet eens met de film. Er worden wel heel onwaarschijnlijke dingen aangenomen, alhoewel, honderd procent onmogelijk is het niet. Maar ik verwacht wel dat die film veel discussie zal losmaken.”
Wat vindt u van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland?
“Dat kan ik niet beoordelen. Ik ken het Nederlands onderzoek niet. Ik ken alleen het milieuonderzoek en dat telt mee. Het is niet altijd absolute top, maar toch wel dichtbij. Nederland is een klein landje en je kunt ook niet overal top in zijn.”
Bent u ooit gevraagd om terug te komen naar Nederland?
“Nee, ik was wel een tijdje bijzonder hoogleraar in Utrecht. Maar een echt professoraat is mij nog nooit vanuit Nederland aangeboden. Ze hadden waarschijnlijk wel door dat ik dat nooit zou aannemen. Zowel in Amerika, waar ik werkte, als in Duitsland waar ik meer dan twintig jaar onderzoek heb gedaan waren er zoveel meer middelen en mogelijkheden voorhanden. Dat kan je in Nederland helaas niet verwachten.”
U draagt Nederland geen haatgevoelens toe?
“Nee, waarom zou ik die hebben? Het speelt eigenlijk geen rol waar je je onderzoek doet. Ik werk nu vijf maanden per jaar in Amerika, in Californië. Daar ben je als oudje nog welkom. In Europa is het vaak na je 65ste weg-wezen. Gelukkig is dat in mijn instituut in Duitsland niet het geval, hoewel ik natuurlijk bij lange na niet zo veel te zeggen heb als vroeger.”
Het lijkt me lastig om te werken in een gebied waar zoveel politieke en andere belangen een rol spelen?
“Ja, dat is wel eens lastig. Je wordt fel aangevallen en soms ook oneerlijk. Er wordt zelfs beweerd dat de slechtste studenten in de atmosferische chemie en me-teorologie gaan. Dat soort dingen. Ik denk dan wel eens: wat zijn dat voor mensen? Dezelfde types komen ook jaar na jaar met gelijkluidende argumenten aanzetten. Dat zijn vaak mensen die zelf nooit klimaatstudies gedaan hebben, maar wel een grote mond op dat gebied hebben. Daarom hebben we een brochure samengesteld met antwoorden op vragen van klimaatsceptici.” [Veranderingen in het klimaat, Paul Crutzen in samenwerking met het KNMI. Exemplaren zijn op te vragen via: bibliotheek@knmi.nl, red.]
Hebt u een advies voor onderzoekers die verstrikt raken in gevestigde belangen?
“Gewoon verder onderzoek doen en je niet al te veel door de heisa laten afleiden. Het heeft heel weinig zin ook om een publiek debat te openen met camera’s, sceptici en wetenschappers. Dat loopt door elkaar. Op die manier kun je een probleem niet goed uitleggen. Mensen zonder wetenschappelijke opleiding raken erdoor in de war. Het is voor hen niet duidelijk. Dat soort discussies is nutteloos. Dat moet schriftelijk gebeuren.”
U staat op de lijst voor de verkiezing van de Grootste Nederlander. Wie was voor u de grootste Nederlander?
“Wat is dat? Daar weet ik niks van? [Na uitleg] Wat zeg je? Staat Van ’t Hoff er niet op? Die moet er absoluut op! Godverdorie, haal mij er toch af en zet hem erop. Dat die man er niet opstaat, begrijp ik niet. Dat soort programma’s is flauwekul natuurlijk. Hoe kun je een kunstenaar als Rembrandt met een wetenschapper als Huygens vergelijken? Maar misschien is het toch wel interessant zo’n programma. Het wekt hopelijk bij mensen een gevoel op voor geschiedenis. Men leert er misschien wat van.”
Zijn er ontdekkingen geweest die u gemist hebt? Ooit gedacht: had ik dat maar gevonden?
“Ja, bijvoorbeeld de cfk’s. Die had ik kunnen vinden. Ik was aan het kijken naar de mogelijkheden om chloorreacties óók in de stratosfeer te vinden. Maar ik dacht niet aan de cfk’s, ik wist helemaal niet dat die bestonden. Dus toen Rowland en Molina hun artikel naar mij toestuurden, en ik zag dat… was het: potverdorie, die hebben gelijk. Ik wist gewoonweg niet dat cfk’s in zulke grote mate geproduceerd werden.
Wat vooral het vak vooruit heeft geholpen, is het besef dat de mens het klimaat beïnvloedt. Dat heeft veel geld en studenten richting de atmosferische chemie gestuwd. We moeten gewoon weten wat het effect is op de leefomgeving van wat wij doen. Ik kan me voorstellen dat we in de toekomst moeten nadenken over tegenmaatregelen als het loslaten van kleine stofdeeltje in de stratosfeer om zonlicht te reflecteren en daarmee het klimaat koeler te maken. Maar het is ook denkbaar dat op die deeltjes chloor geactiveerd kan worden. Kortom, wij zijn wetenschappelijk nog niet zo ver.”
Is het niet lastig om geen symbool van allerlei zaken te worden als Nobelprijswinnaar?
“Ja, maar ik hunker er niet naar om bekend te zijn. Het liefste ben ik een beetje op mezelf, alleen, met mijn familie.”
Wie gaat het EK voetbal in Portugal winnen?
“Duitsland zeker niet, maar Nederland denk ik ook niet. Ik denk dat het een verrassing blijft, ik hoop natuurlijk dat Nederland wint. Nederland heeft te veel sterren. Allemaal briljant, maar het past niet bij elkaar. Je hebt ook harde werkers nodig. Tsjechië vind ik een goede ploeg. Frankrijk en Portugal hebben ook goede kansen. Ik zou het EK graag zien, maar ik ben waarschijnlijk ergens aan het werk. ”
***Kader***
Enkele relevante publicaties van Paul Crutzen over de in dit interview behandelde onderwerpen:
- Paul. J. Crutzen, ‘Geology of Mankind’, Nature, vol. 125, 23 (2002)
- V. Ramanathan, P.J. Crutzen, A.P. Mitra en D. Sikka, ‘The Indian Ocean Experiment and the Asian Brown Cloud’, Current Science, vol. 83, 947 (2002).
- Paul J. Crutzen, ‘My Life with O, NO, and Other YZO compounds (Nobel Lecture)’, Angew. Chem. Int. Ed. Engl., vol. 35, 1759 (1996).
Nog geen opmerkingen