Chemici en dermatologen leren steeds meer over hoe tatoeagepigment zich in ons lijf gedraagt, en hoe het onder invloed van bijvoorbeeld zonlicht uiteenvalt. Die toegenomen kennis stimuleert Europa tot veel strengere regelgeving via REACH.

Een jaar of vijftien geleden werden tatoeages nog gezien als chemisch en fysiologisch inert. Maar met het stijgen van de populariteit van een onderhuidse illustratie, zien artsen toch geregeld mensen die klachten ontwikkelen. Dat is ook de dagelijkse ervaring van Christa de Cuyper, dermatoloog in het Algemeen Ziekenhuis Sint-Jan Brugge-Oostende. De Cuyper publiceert regelmatig over de onvoorziene problemen die kunnen ontstaan na tatoeëren. De klachten variëren van oppervlak­kige infecties, irritatie, jeuk, zonovergevoeligheid, tot en met ernstige allergische reacties op kleurstoffen.

 

Blootstelling

‘In een recente Deense survey heeft 1 à 2 % van de getatoeëerde mensen een arts geraadpleegd wegens medische klacht in verband met een tatoeage’, vertelt De Cuyper. ‘In een ander onderzoek onder Deense badgasten klaagde de helft van de mensen met een tatoeage over zonovergevoeligheid. Veel zeldzamer zijn allergische reacties op een kleurstof: er ontstaat dan chronische zwelling en jeuk. Dat zie je vooral bij rode kleurstof en het is zeer moeilijk te behandelen.

Het vereist vaak chirurgie, waarbij een schaaftechniek het beste resultaat geeft.’
Bij tatoeëren prikt een massief naadje circa 2,5 mg pigment in de huid. Een getatoeëerde bovenarm bevat ongeveer 1 g pigment, een bedekte rug 11 g, en een volledig getatoeëerd lichaam 40 g. Bij grotere tatoeages neemt zo de blootstelling gestaag toe, aldus De Cuyper. ‘Hoe meer inkt je gebruikt, hoe meer product er in het lichaam vrijkomt en hoe groter het risico. Toch vertaalt het tatoeageformaat zich niet in concrete klachten, maar momenteel wordt daar slechts zeer weinig wetenschappelijk onderzoek naar gedaan.’

 

‘Preventief testen van tatoeagekleurstof heeft geen enkel nut’

Volgens De Cuyper is het nog niet eenvoudig de exacte bron van eventuele huidklachten aan te wijzen. ‘Bij huidtests worden soms azo-kleurstoffen als allergische oorzaak aangetoond, doch meestal zijn de testresultaten negatief. Waarschijnlijk wordt de kleurstof pas in de huid omgevormd tot allergeen. Preventief testen van tatoeagekleurstof heeft dus geen enkel nut, omdat je niets kunt voorspellen. Het kan jaren duren vooraleer de allergie zich ontwikkelt. Soms wordt dit uitgelokt door zonblootstelling.’

Dat zonlicht en een getatoeëerde huid niet goed samengaan, is al vaker gebleken. Uv-licht zet allerlei processen in gang, waarbij bijvoorbeeld radicalen ontstaan in zwarte tatoeage-inkt, of felgekleurde pigmenten uiteenvallen. ‘In het algemeen kun je aan de aanwezigheid van zwakke bindingen in een pigment zien of het makkelijk uiteen kan vallen’, zegt Ines Schreiver, werkzaam bij de afdeling chemie en productveiligheid van het Bundesinstitut für Risikobe­wer­tung (BfR) in Berlijn. ‘Het is bijvoorbeeld al langer bekend dat azo-pigmenten een stikstofbinding bevatten die bij splitsing aromatische amines opleveren, vaak met kankerverwekkende eigenschappen. Dit kan niet alleen optreden bij laserbehandeling, maar ook onder uv-licht. Dat is een van de redenen waarom velen denken dat deze azo-pigmenten niet geschikt zijn om mee te tatoeëren.’

 

Afbraakproducten

Schreiver heeft onder leiding van afdelingshoofd Adreas Luch de afgelopen jaren uitgebreid onderzoek gedaan naar chemische eigenschappen van tatoeagepigmenten. Ze richt zich vooral op wat er gebeurt bij afbraak, onder meer bij de laserbehandeling, die spijtoptanten steeds vaker gebruiken om tatoeages te verwijderen. Een pulserende laser verhit de pigmentdeeltjes in de huid tot wel 1.000 °C. In het lab boots je dat proces na met pyrolyse-GC-MS, en die techniek brengt een waaier van toxische en carcinogene afbraakproducten in beeld, zoals waterstofcyanide, ftalonitril en benzeen.

Schreiver: ‘Die stoffen meet je eigenlijk altijd, want dat zijn veelvoorkomende afbraakproducten bij verhitting van dit soort organische verbindingen, maar de hoeveelheid verschilt sterk per pigment. Er vormt zich bijvoorbeeld vooral veel waterstofcyanide bij de afbraak van blauw ftalocyanine, en veel benzeen bij verhitting van het diazo-pigment Orange 13.’ Ze onderzoekt ook de effecten van die afbraakproducten in celkweek. Bij blootstelling aan enkele van die stoffen zie je breuken in het DNA optreden. ‘Het is echter niet mogelijk om dat te vertalen in een extra risico op het ontstaan van kanker. Wij tonen met het onderzoek wel aan dat er een potentieel risico is, wat anderen later kunnen gebruiken in de risicobeoordeling.’

 

‘Kleine nanodeeltjes belanden in de lymfeklieren’

Schreiver analyseerde met BfR-collega’s in detail enkele stukjes huid en lymfeklieren van overleden getatoeëerde personen. Ze keek met de röntgenfluorescentiebron van de European Synchrotron Radiation Facility (ESRF) naar de locatie, de samenstelling en de eigenschappen van de pigmentdeeltjes. XRF is gevoelig voor elementen als titanium en broom, en die zitten in veelgebruikt wit titaniumoxide en groen ftalocyanine. ‘Onderzoek aan groen ftalocyanine laat zien dat grotere pigmentdeeltjes in de huid blijven zitten, en kleinere nanodeeltjes op reis gaan en in de lymfeklieren belanden. Daar leveren ze een levenslange blootstelling voor cellen van het afweersysteem.’

De aanwezigheid van pigmentdeeltjes stimuleert ook biomoleculaire veranderingen in het weefsel, toont Fourier transform infrarood-spectroscopie aan dezelfde huidsamples. Dicht bij de pigmentdeeltjes ontstaan opvallende vormveranderingen in eiwitten, plus een hogere lipiden-dichtheid. De precieze betekenis daarvan is niet duidelijk, mogelijk zijn die cellulaire veranderingen bij sommige mensen de bron van overgevoeligheid en allergieën.

 

Standaardisering

‘Er wordt al ruime tijd gewerkt aan Europese standaardisering voor toelating en analyse van tatoeage-inkt’, zegt Durk Schakel, wetenschappelijk medewerker van het NVWA Chemisch en Microbiologisch Productveiligheid Lab in Groningen. ‘Twee jaar terug ontstond het idee om azo-kleurstoffen onder REACH te laten vallen. Azo-kleurstoffen waren daar al geregeld voor gebruik in textiel. Nu is de stap gemaakt richting felgekleurde tatoeagepigmenten. Maar dan moet er ook geaccepteerde methodiek komen. Een aantal landen werkt nu aan geharmoniseerde Europese analysemethodes.’

De NVWA onderzoekt steekproefsgewijs de samenstelling van tatoeage-inkt op de Nederlandse markt. Het laboratorium in Gro­ningen analyseert onder meer zwarte tatoeage-inkt op verontreiniging met polycyclische aromaten (PAK’s) en zware metalen, met GC-MS en ICP-MS. Het laatste inspectierapport uit 2017 naar zwarte inkt is online te vinden. Ongeveer de helft van de onderzochte merken zwarte inkt wordt met naam en toenaam beoordeeld als een veiligheidsrisico; import, handel en gebruik zijn sindsdien verboden.
Het European Chemicals Agency (Echa) publiceerde in de herfst van 2017 een voorstel voor restrictie van maar liefst 4.000 ingrediënten en verontreinigingen die in tatoeage-inkt kunnen voorkomen. De Europese consultatie over dit vergaande voorstel loopt nog. Voordat tatoeage-ingrediënten worden toegelaten, moeten er geschikte analysemethodes zijn om identiteit of verontreinigingen te bepalen.

 

Gevalideerd

Schakel: ‘Ik ben betrokken bij de analytische werkgroep van Echa, die voor elke restrictie een referentiemethode beschrijft. Het toelaten van een stof kan straks stranden op het ontbreken van een betrouwbare analysemethode. Vanuit de labkant is dat wenselijk, want je kunt wel een Europese restrictie vastleggen, maar zonder gevalideerde methode kunnen Nederlandse importeurs niet laten controleren of ze aan de wet voldoen.’