Met superslurperpolymeer uit luiers kun je weefselmonsters vijfmaal extra uitvergroten onder de microscoop. En dat uitvergroten moet je heel letterlijk nemen, melden MIT-onderzoekers.
Hun ‘expansiemicroscopie’ zou in sommige situaties een uiterst simpel alternatief kunnen zijn voor de superresolutiemicroscopie, die vorig jaar goed was voor de Nobelprijs voor scheikunde.
Tijdens een congres lieten Edward Boyden en collega’s onlangs zien hoe het werkt. Je behandelt het weefsel (in dit geval muizenhersenen) eerst met chemicaliën die het transparant maken, en vervolgens met fluorescerende labels die zich specifiek hechten aan de eiwitten die je zichtbaar wilt maken. Daarna impregneer je het complete preparaat met een oplossing van het polyacrylzuur dat ook in die luiers zit.
Doe je er daarna extra water bij, dan zal het polymeer dat uiteraard opzuigen en daarbij in volume toenemen. En het mooie is dat dit heel gelijkmatig blijkt te gaan. Alle moleculen in het preparaat komen verder uit elkaar te liggen, maar de onderlinge verhoudingen tussen die afstanden blijven constant. Volgens Boyden bedraagt de vervorming slechts één tot vier procent.
Ook die fluorescente labels worden dus verder uit elkaar getrokken. Dus labels die eerst te dicht bij elkaar lagen om ze met een lichtmicroscoop te kunnen zien als afzonderlijke lichtvlekjes, kun je nu ineens wél als zodanig zien. En belangrijker: je kunt opmeten wat hun onderlinge afstand oorspronkelijk was.
In de praktijk lukt het tot nu toe om de x-, y- en z-assen van zo’n preparaat alledrie een factor 4,5 te laten oprekken. Zo worden details zichtbaar die eerst hooguit 60 nanometer uit elkaar lagen. Noprmaal gesproken is 200 nm ongeveer de ondergrens als je werkt met zichtbaar licht.
Hoe groot in de praktijk het praktisch nut is, moet worden afgewacht. Maar slim is het zeker.
Nog geen opmerkingen