‘Haar’ fabriek in Kenia is zo goed als startklaar. Voor de scholierenwedstrijd Imagine bedacht biotechnoloog Marian Vermuë een proces om kostbare avocado-olie te produceren ín de derde wereld. ‘Het project is een druppel op een gloeiende plaat. Daar moet je realistisch in zijn.’

“Ik wil geen wereldverbeteraar genoemd worden”, stelt Marian Vermuë, universitair docent bioprocestechnologie aan Wageningen Universiteit. Desondanks is zij al drie jaar, voornamelijk in haar vrije tijd, betrokken bij de scholierenwedstrijd Imagine. Vermuë verzon hiervoor drie biotech­projecten in ontwikkelingslanden, die scholierenteams onder haar begeleiding uitwerkten tot businessplannen.

Afgelopen november ging de Wageningse onderzoeker met de drie winnende scholieren kijken in een proeffabriek in Kenia, waar ‘hun’ project binnenkort van start gaat. Het is het resultaat van het winnende project van twee jaar geleden, over de productie van avocado-olie en biopesticides. En op 11 april staat er weer een scholierenteam met een project van Vermuë in de finale van Imagine.

“Rijpe avocado’s produceren gezonde en kostbare olie, die je uit het pulp van hun vruchtvlees kunt halen via centrifuge”, licht Vermuë toe. Ook de rest van de avocado is met eenvoudige procestechnologie bruikbaar te maken. “De scholieren toonden aan dat de schillen nuttig zijn als fermentatiebasis voor het kweken van schimmels die in te zetten zijn als biopesticide.” Het overgebleven vruchtvlees is te gebruiken voor menselijke consumptie of als veevoer, nadat de schillen en de pit al voor de olieproductie verwijderd zijn. En de pitten bevatten cyanide. “Die kun je dus vermalen en gebruiken als rattengif.”

Waarom wordt het project juist in Kenia opgestart?

“Op internet vond ik toevallig een website van James Kariuki uit Nairobi die al een kleinschalig bedrijf had voor het extraheren van olie uit vruchten en zaden. Hij miste alleen nog een centrifuge voor het scheiden van de olie en de pulp. Dat leek me wel een goed doel om ons prijzengeld van 25.000 euro aan te besteden.

Het was echt kicken dat we iemand vonden die al zo ver was met het opzetten van een productielijn. Hij had zelfs al een bottling line klaar die hij had gekocht uit een frisdrankfabriek voor als zijn bedrijf ging groeien. Hij wist alleen nog niet wat hij met de schillen moest doen.”

Hoe kwam je op het idee voor dit avocadoproject?

“Ik had vijftien jaar geleden hier een Keniaanse vrouw met een eigen cosmeticafabriekje aan tafel. Zij vond het van de gekke dat ze haar avocado-olie tegen woekerprijzen uit Europa moest inkopen, terwijl ter plekke de rijpe avocado’s van de boom vallen. Ik dacht toen al: ‘daar moet ik iets mee doen’.

Imagine bood me die kans. Er moest wel een biotechnologische component aanzitten. Daarom heb ik gekeken naar vastestof­fermentatie. Daar doen we hier in Wageningen veel onderzoek naar. Biopesticides in de vorm van schimmels laten groeien op de avocadoschillen, leek me een goed idee.”

Hoe kweek je die schimmels precies?

“De schillen steriliseren is de eerste stap, want anders gaat er van alles op groeien en niet alleen de gewenste schimmel. ‘Onze’ schimmel gebruikt enzymen om cellulose uit de schillen af te breken tot voedingstoffen die hij nodig heeft voor verdere groei en dat levert een hoge concentratie product, omdat je niet in een waterige oplossing werkt. Die hoge concentratie scheelt weer in de kosten van de opwerking.”

Wanneer verwacht je dat de Keniaanse ­fabriek in productie is?

“Ik hoop dat Kariuki dit voorjaar met productie op grotere schaal kan starten. Hij wil de olie op de markt brengen als gezonde bakolie en als olie voor saladedressings. De olie bevat namelijk veel onverzadigde vetzuren en doordat de pit en schil verwijderd zijn vóór het vermalen, blijven de geur en smaak van de avocado behouden. Hopelijk zien we volgend jaar fair-trade avocado-olie uit Kenia hier in de wereldwinkel liggen.”

Waar moet je rekening mee houden als je een biotechproject opzet in een derde­wereldland?

“De energievoorziening is niet altijd ­betrouwbaar en er zijn doorgaans weinig geschoolde arbeidskrachten. Er is dus robuuste en relatief eenvoudig te bedienen apparatuur nodig, waarbij je zo min mogelijk afhankelijk bent van het lokale elektriciteitsnet.

In Kenia gebruiken ze bijvoorbeeld voor het verwarmen van de pulp, wat voor het centrifugeren plaatsvindt, een hout­gestookte oven om de ketel warm te houden. Ze controleren de temperatuur handmatig en dat is prima te doen. In een fabriek heb je veel minder toeters en bellen nodig dan voor onderzoek.”

Waarom heb je met de scholieren tijdens de reis naar Kenia ook een sloppenwijk en een basisschool bezocht?

“Om de scholieren te laten zien dat een biotechproject niet los staat van zijn omgeving. De Keniaanse scholieren, waarvoor de Nederlandse prijswinnende scholieren een les hadden voorbereid, vroegen bijvoorbeeld aan ons hoeveel mensen in Nederland door aids stierven. Op zo’n moment besef je weer dat je zelf leeft in een land waarin alles van een leien dakje gaat.”

Hoeveel nut heeft zo’n kleinschalig project?

“Het is een druppel op een gloeiende plaat. Daar moet je realistisch in zijn. Maar je geeft wel iemand de kans een bedrijf op te starten en voort te zetten. Ook krijgen lokale boeren een betere prijs voor hun avocado’s en daardoor kunnen ze hun kinderen eerder naar school sturen.

Tijdens het project kwamen we ook in contact met het Kenia Agricultural Research Institute (KARI) en met de Universiteit van Nairobi. Kariuki werd daar als zakenman niet serieus genomen. Omdat Wageningen Universiteit nu als sparringpartner optreedt, wil het KARI wel meewerken. Er werkt daar een aantal mensen die in Wageningen een PhD of Msc hebben gedaan. Dat praat natuurlijk ook wat makkelijker. We hebben ook geregeld dat er een studentenuitwisseling komt tussen Wageningen Universiteit en de Universiteit van Nairobi.”

Welke rol kan een wetenschappelijk instituut spelen in dit project?

“Het KARI kan de ondernemer direct met zijn kennis ondersteunen. Het ontwikkelt bijvoorbeeld resistente avocadorassen met een hoog oliegehalte en levert gezonde avocadoplanten aan de boeren.

Bovendien kan een onafhankelijk instituut als het KARI de lokale boeren overtuigen dat ze best een risico kunnen lopen door hun avocado’s te laten hangen voor Kariuki en niet onrijp aan Europese handelaars moeten verkopen, zoals nu gebeurt. Kariuki zelf krijgt dat niet voor elkaar, omdat hij in de ogen van de boeren een verkoper is die snel geld wil verdienen.”

Met welk Imagineproject ben je dit jaar bezig?

“We kijken nu naar schimmels tegen malaria die we met vastestoffermentatie kunnen kweken. Hierbij ben ik meer uitgegaan van Wagenings onderzoek. Wageningse insectenspecialisten hebben een wereldwijd netwerk, waarvan we voor dit project gebruik kunnen maken.”

Hoeveel tijd besteed je eraan?

“Meer dan ervoor staat. Ik ben vooral veel tijd kwijt aan de vragen van de scholieren na hun twee middagen bij ons in het lab. Dan zit ik ’s avonds thuis nog e-mails te beantwoorden. Voor de voorbereiding van labdagen met de scholieren en de begeleiding van de experimenten heb ik een student-assistent ingeschakeld. Die wordt betaald uit een potje van onze universiteit voor voorlichtingsgeld. Mijn extra uren worden niet vergoed.”

Hoe maak je een project aantrekkelijk voor scholieren?

“Door de maatschappelijke relevantie duidelijk te maken. Als je vertelt dat er elke dertig seconden iemand aan malaria sterft, dan spreek je ze daarmee direct aan. De Imagine-wedstrijd appelleert aan een gevoel van idealisme; hoe kun je iemand in de derde wereld laten profiteren van jouw ideeën?”

Hoe idealistisch ben je zelf?

“In mijn werk als universitair docent en studieadviseur biotechnologie geniet ik ervan om studenten uit de hele wereld zich hier te zien ontwikkelen. Door mensen uit ontwikkelingslanden hier op te leiden, hoop ik mijn steentje bij te dragen aan de ontwikkeling van derdewereldlanden.”

Op 11 april worden de winnaars van Imagine 2006-2007

bekendgemaakt tijdens de NBV-werkgroependag in Ede.

FEITELIJK

1979-1983

hlo, afstudeerrichting

moleculaire virologie

1983-1988

studie moleculaire wetenschappen

(cum laude)

1988-1995

promotieonderzoek over biokatalyse

in niet-conventionele media

(Wageningen Universiteit)

1995-1998

ontwikkelaar van bioprocestechnologieleermateriaal (Wageningen Universiteit)

1999-nu

universitair docent en studiebegeleider biotechnologie met als onderzoeksvelden mariene biotechnologie en de ontwikkeling van digitaal lesmateriaal

(Wageningen Universiteit)

Bron: C2W life sciences6

Onderwerpen