Hard achter de bal aanhollen en dan helemaal opnieuw bekijken wat je gaat doen. Zo vat prof. Willy Verstraete, winnaar van een ‘Vlaamse Nobelprijs’, zijn bekroonde onderzoekstactiek samen. ‘Als ik dan rechtsomkeer maak, is dat soms een nachtmerrie voor mijn medewerkers.’

Of het nu gaat om het afbreken van verontreinigingen in water of de bodem of om moeilijk afbreekbare stoffen in het maag-darmkanaal van de mens, vaak slaan een aantal bacteriën de handen ineen om het klusje te klaren. Met het eerste Europese lab in de microbiële ecologie toonde prof. Willy Verstraete (59) met zijn onderzoeksgroep keer op keer aan dat het nuttig is om milieuproblemen aan te pakken met vennootschappen van bacteriën. Ook het aanmaken van gezondheidsbevorderende stoffen in de darmen doen bacteriën vaak in teamverband. Ontrafelen hoe ze de klus samen het best klaren, is de rode draad door Verstraetes onderzoek. “Daarbij schuif ik graag inzichten door van de ene naar de ander toepassing.” Op 22 november krijgt hij uit handen van de Belgische Koning Albert II de FWO-prijs dr. A. De Leeuw-Damry Bourlat voor Toegepaste Wetenschappen. FWO, de Vlaamse tegenhanger van NWO, keert deze ‘Vlaamse Nobelprijs’ één keer in de vijf jaar uit.

“Meer dan negentig procent van de bacteriën op aarde is waarschijnlijk niet los in een reageerbuis in het lab te kweken”, vertelt de Gentse hoogleraar. “Bacteriën die je wel in reincultuur kunt kweken, zijn bovendien vaak ontaarde bacteriën die daarin iets kunnen dat ze in de natuur niet kunnen waarmaken. Als je verontreiniging wilt aanpakken, moet je zo’n naakte bacterie niet als Superman op pad sturen, maar hem omringen door een vriendje of een heel team. Daarnaast moet je ervoor zorgen dat de reeds aanwezige bacteriën de nuttige bacteriën niet uitstoten.”

Die aanpak koos Verstraete dan ook bij talrijke toepassingen. Hij ontwikkelde bijvoorbeeld een proces waarin een tiental verschillende micro-organismen samen gft-afval vergisten tot biogas, een reactor om nitraat uit oppervlaktewater te halen en een nieuw concept voor biologische kalkverwijdering in een industrieel papierbedrijf. Verder is sinds 2004 in de Belgische Kempen een bijzondere bacterie aan de slag om daar in het diepe grondwater onder sterk reducerende omstandigheden een solvent te dechloreren. Ook voor hergebruik van water en mineralen door ruimtevaarders stelde Verstraete samen met Max Mergeay een team van bacteriën samen. “Dit concept wordt nu serieus verder ontwikkeld door de European Space Agency.”

“Het idee voor het onderzoek naar microbiële vennootschappen bedacht ik niet zelf”, bekent Verstraete. Hij nam het begin jaren zeventig mee uit de VS. “Mijn promotor Martin Alexander schreef het eerste boek over microbiële ecologie”, vertelt het hoofd van het Laboratorium voor Microbiële Ecologie en Technologie (LabMET) van de Universiteit Gent. “Wat ik in Amerika zag was destijds brand new. Dat trok mij aan. De VS vormden destijds sowieso een enorme aantrekkingskracht voor al wie geïnteresseerd was in onderzoek.”

 

De Vlaamse regering probeert nu toponderzoekers uit de VS terug te halen naar Vlaanderen. Waarom verruilde je al in 1971 de VS weer voor België?

“Ik had geen emigratie aangevraagd in de VS omdat de VS in die tijd studenten die emigratie aanvroegen onder de wapens durfden te roepen voor de Vietnamoorlog. Ik kreeg het statuut van Fulbright student met als bijkomende voorwaarde dat ik na het afleggen van het doctoraat aan Cornell University verplicht was naar België terug te keren.

Ik kwam aarzelend terug. De Belgische universitaire structuren waren in die tijd nog bijzonder star in vergelijking met de VS en de mogelijkheden tot onderzoek waren heel beperkt. In Gent werd echter een nieuw centrum opgericht om milieuonderzoek te stimuleren. Dit Inter­facultaire Centrum voor Milieu­sanering zocht jonge krachten. Ik kreeg destijds de kans om al jong als docent benoemd te worden.”

 

Vijfentwintig jaar geleden werd het werken met mengcultures van bacteriën nog als iets slordigs gezien. Waardoor is dat veranderd?

“Bacteriën in microbiële vennootschappen zijn an sich vaak niet erg slim, maar we konden laten zien dat elke bacterie qua genen wel een belangrijke bijdrage aan een microbiële gemeenschap heeft. Ze vormen samen een metagenoom, te vergelijken met een heleboel computers die je aan elkaar bindt tot een soort supercomputer.

In gemeenschappen wisselen bacteriën metabolieten uit, het eindproduct van de een is vaak weer beginproduct voor de ander, en via het uitwisselen van signaalmoleculen praten ze met elkaar. Via horizontale genenoverdracht kunnen ze ook genen uitwisselen, bijvoorbeeld een gen voor antibioticaresistentie.

Hierdoor kun je een bacterie ook als een soort missionaris naar een gemeenschap sturen. Als die gemeenschap een nieuw kunstje moet doen, moet je het gen dat daarvoor nodig is op de juiste plasmide zetten in de missionarisbacterie. Door met goede voeding de groei van de gemeenschap te stimuleren, neemt die via horizontale genenoverdracht het gewenste gen op.”

 

Wat is het geheim van succesvol onderzoek?

“Allereerst moet je een innoverende vraag stellen die nog niet eerder uitgezocht is; je moet onbetrede paden inslaan. Heb je een onderwerp waar je in gelooft, dan moet je daarop 24 uur per dag doorgaan, ook al krijg je veel kritiek. En uiteraard zijn er goede mensen nodig voor de dingen die je zelf niet kunt.

Verder moet het langetermijndoel duidelijk zijn, maar op de weg daarnaar toe pas ik regelmatig mijn plannen aan. Dat ligt ook aan mijn temperament. Ik houd ervan een bal naar voren te schieten, er dan hard achteraan te rennen en dan wel weer te zien hoe we verder gaan. Soms draaien we dan 180 graden, wat een nachtmerrie voor mijn medewerkers kan opleveren. Maar alleen al door te zeggen dat we rechtsomkeert gaan, stimuleer ik ze soms om te bewijzen dat de oorspronkelijke weg wel de goede kant was. Soms is die draai echt nodig voor het oplossen van de innoverende vraag. Verder praat ik veel met bedrijven. Ik hoorwaar hun behoeftes liggen en toets mijn plannen weer bij hen.”

 

Wat werkt motiverend voor jonge onderzoekers?

“Ze moeten zich kunnen meten met andere grote teams, bijvoorbeeld door goede congressen of een ander goed lab met dezelfde spirit te bezoeken. We nodigen ook mensen van hoge gesternten uit met geld van het FWO-cluster microbiologie om een lezing te geven en om met jonge onderzoekers te praten. Dat werkt heel stimulerend.

Rond hun 30e à 35e moeten jonge onderzoekers op volle sterkte kunnen werken en de kans krijgen hun eigen ding te doen met een eigen dynamiek. Een probleem is echter dat ze bij subsidieaanvragen in Vlaanderen veel te veel onderbouwing moeten geven. Er wordt te veel naar plannen gekeken en te weinig naar prestaties achteraf. Dan werk je in de hand dat mensen op den duur de hemel gaan beloven. Jongeren moeten vlot zaaigeld krijgen en daarna meer beoordeeld worden op hun prestaties.”

 

Bedrijven financieren een groot deel van uw onderzoek. Krijgen die daarmee niet te veel invloed?

“Ik had daar tot voor kort een pragmatische oplossing voor. Bedrijven vinden wat je doet interessant of niet. Als het niet toepasbaar is, laten ze je vallen en moet je op zoek naar andere kredieten. Wij gaven alle rechten aan de industrie. Kunnen ze je vindingen vermarkten, dan komen ze wel bij je terug. Bovendien ben ik er reuze trots op dat promovendi van het lab goed terechtkomen bij het tiental bedrijven waarmee we samenwerken; dat ze bij die bedrijven groeien en bloeien en dan opnieuw mensen van het lab aannemen.

Nu IWT (Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen - red.) de technologietransfer zelf meer wil beheren, is de industrie voorzichtig geworden. IWT wil dat meerdere bedrijven met de kennis aan de slag kunnen gaan en ervoor betalen. Daar komt nu te veel nadruk op. Als studenten en promovendi werk vinden bij de bedrijven waarmee ik samenwerk, zie ik dat ook als een belangrijke vorm van valorisatie van onderzoeksresultaten.

Zonder steun van de industrie had ik mijn lab vijfentwintig jaar geleden nooit van de grond gekregen. In het begin adviseerden Nederlandse collega’s, die me trouwens altijd gesteund hebben, om nimmer samen te werken met de industrie. Ze zeiden echter ook dat ik innoverend bezig moest gaan. Dat laatste heb ik ter harte genomen. Nu zie je Nederland ook steeds meer ombuigen in de richting van samenwerking met de industrie. Van samenwerken met bedrijven ben ik nooit vies geweest.”

 

Wat zou je doen als je een miljoen euro vrij mocht besteden?

“Ik zou een risicovol onderzoeksproject uitkiezen en geen extra geld in lopende projecten stoppen. Denk bijvoorbeeld aan microbiële gemeenschappen die in de maag van een insect overleven bij pH 13 of gemeenschappen van micro-organismen die aparte dingen doen op de diepzeebodem of in de diepe aardkorst. Daar ben ik wel nieuwsgierig naar.”

 

In werkelijkheid krijg je 100.000 euro van FWO. Wat zijn uw plannen daarmee?

“Ik geef een luisterfeest, een goed concert voor al de medewerkers, waarna we wat gaan eten en drinken. Verder zien we wel.” |

 

 

Kader: FEITELIJK

 

Willy Verstraete

***

Begeleider van in totaal 500

laatstejaarsstudenten

***

Promotor van in totaal 145 doctorandi

***

Betrokken bij oprichting van

zeven spin-offs waar nu zo’n

vierhonderd mensen werken

***

Medeauteur van zo’n 450 A1-publicaties

Onderwerpen