Vrouwen in de chemie zijn ver in de minderheid, met name in de top. Dat lijkt vooral een Nederlands probleem, zo bleek onlangs uit onderzoek. Tips voor organisaties en vrouwen om dat patroon te doorbreken.
Toen Anja Garritsen enkele jaren in de VS werkte, viel het haar meteen op: “Vrouwen maken daar én carrière én krijgen kinderen. Kiezen hoeft niet, want die twee zaken gaan prima samen.” Dat dat inderdaad zo is, weet ze uit eigen ervaring. Ze is moeder van een tweeling en geeft als afdelingshoofd Target discovery bij Organon (onderdeel van Schering-Plough) leiding aan zo’n vijftig mensen.
Nederland is het enige land waar ze daar zo moeilijk over doen, stelt Garritsen en de cijfers geven haar gelijk. Uit het in februari verschenen rapport Nederland deeltijdland van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat Nederlanders, en met name vrouwen, kampioen deeltijdwerken zijn. Geen wonder dat het met vrouwen aan de top niet echt wil opschieten.
LAAG PERCENTAGE
Nederland heeft – samen met Botswana – het laagste percentage vrouwelijke hoogleraren. Voor de chemie ligt dat percentage tussen de 5 en 10 procent, schat Saskia van der Vies, die naast haar baan als hoogleraar biochemie aan VU Medisch Centrum regelmatig lezingen en workshops over equality-beleid geeft. In het bedrijfsleven is dat niet veel beter, weet Van der Vies. Ze baseert zich op de statistieken van het CBS: in 2000 werkte in de sector basischemie 11 procent en zes jaar later 13 procent vrouwen, in de eindproductchemie liggen de percentages iets gunstiger: 30 en 32 procent. Cijfers waarachter overigens zowel topmanagers als koffiejuffrouwen schuilgaan.
Universiteiten zijn met stimuleringsprogramma’s als Aspasia en Athena, druk bezig om meer vrouwen binnen te halen en te houden. Binnen bedrijven gebeurt dat nog te weinig, vindt Van der Vies. “Het is geen issue en dat is zorgwekkend.” Zo verbaast ze zich erover dat de VNCI geen cijfers bijhoudt over het aantal vrouwen of dat de KNCV in haar jaarverslag of op de website niets over dit thema meldt.
KNCV-directeur Iwan Thonus denkt dat vrouwen hun achterstand vanzelf wel inlopen. “De chemie was heel lang een mannenbolwerk, maar het percentage vrouwen neemt snel toe. Op dit moment is 20 procent van onze leden vrouw en in 2006 was 33 procent van de afgestudeerden vrouw. Een aantal jaren geleden bestond de uitstroom vrijwel volledig uit mannen.”
Van der Vies stelt echter dat de achterstand niet vanzelf verdwijnt, daar moet je actief aan werken. “Bovendien functioneert een organisatie met een divers
personeelsbestand beter. Die levert een hogere productie en is weerbaarder en flexibeler bij veranderingen.” Een veelgehoord argument is dat er geen geschikte vrouwen te vinden zijn. Nee, nogal wiedes, vindt Van der Vies. “Het personeels- en managementbeleid is namelijk niet genderneutraal.” Met alleen soortgenoten – lees: mannen – verval je in oude patronen en doemt bij het ideale profiel en kandidaat meteen een man op. Haar advies is dan ook simpel: zorg dat in sollicitatiecommissies vrouwen zitten. Niet eentje als excuus-Truus, maar minstens twee. “Dat geeft kandidaten ook een gunstiger beeld van de organisatie. Rolmodellen zijn echt belangrijk.”
Erken verder de verschillen tussen mannen en vrouwen, vult Garritsen aan. “Tien jaar geleden mocht je daar niet over praten, maar het helpt om dat wel te doen. Zo merk ik dat vrouwen veel aarzelender zijn dan mannen en veel meer bevestiging zoeken. Ooit heeft iemand tegen mij gezegd: zit jezelf niet zo te bewijzen, we weten wel dat je het kunt.”
Vrouwen hebben vaker een duwtje in de rug, dan wel een schop onder de kont nodig, aldus Garritsen. “De sociale druk maakt het voor vrouwen heel makkelijk om af te haken. Als het tegenzit en ze besluit minder te gaan werken, geeft iedereen haar gelijk.” Nog zo’n genderverschil: in lastige situaties – een moeilijke collega of baas, een project dat tegenzit – zoeken mannen de oorzaak buiten zichzelf, maar vrouwen geven zichzelf de schuld. “Daar kun je vrouwen in coachen.”
ZELFBEWUST
Zelf was Garritsen erg blij met haar externe coach vanuit het inmiddels afgeronde Equalproject van het Europees Sociaal Fonds. Ze dubde of ze nu wel of niet een sprong omhoog zou wagen. “Ik wilde niet zo’n afdelingshoofd zijn als ik om me heen zag, iemand die alleen nog maar met beleid bezig was. Mijn coach leerde me dat ik een eigen draai aan zo’n functie kon en mocht geven.” Ze zag er ook tegenop nog harder te moeten werken. “Wat ik me niet realiseerde, is dat ik beter mijn eigen tijd kon indelen. Ik werk hard, maar als ik eens naar een schoolvoorstelling van de kinderen wil, vraag ik mijn secretaresse die middag vrij te roosteren.”
Haar tip voor vrouwen luidt: twijfel niet of je het wel kunt. Van der Vies voegt hieraan toe: “Stel je minder bescheiden op.” Neem bijvoorbeeld salarisonderhandelingen. Zo’n 15 procent van de vrouwen verdient met gelijke kwalificaties en functies minder dan mannelijke collega’s. Domweg omdat mannen zichzelf beter weten te verkopen en zelfverzekerder zijn. Van der Vies ziet het ook bij aanvragen voor onderzoekssubsidies van vrouwen. Dan staat er: ‘Ik heb meegeholpen met het werven van…’ Fout dus. Zeg gewoon: ‘Ik heb geld binnengehaald voor…’ Nog zo’n tip: houd je cv goed bij en vermeld alles. “Denk niet: ach, dat congres organiseren deed ik er gewoon even bij, want als je alles optelt, doe je er heel veel ‘eventjes’ bij.”
Zorg verder dat je onderdeel wordt van een netwerk. Overigens bestaat er geen netwerk of vereniging voor vrouwelijke chemici, voor zover Van der Vies weet. Met enige jaloezie blikt ze over de grens waar bijvoorbeeld binnen de Royal Society for Chemistry (Engeland) een levendig Women Members Network bestaat en waar prijzen zijn voor good practices voor genderbeleid. “Het lijken misschien kleine dingen, maar bewustwording blijft echt belangrijk.” Of de KNCV niet ook zo’n netwerk zou willen opstarten? “Kom maar op”, nodigt directeur Thonus de vrouwelijke leden bij deze uit. “Dan zullen wij dat zeker faciliteren.”
Bron: C2W 9, 19 april 2008
Nog geen opmerkingen