Omegam, het laatste gemeentelijke laboratorium van Nederland, is geprivatiseerd. Wat gaan de klanten er van merken?
Per 1 januari is de Onderzoekdienst Milieu en Grondmechanica Amsterdam, beter bekend als Omegam Labora torium, overgenomen door de directeuren Arno van Zon en Roel Otten. De dienst, ooit opgericht door de gemeente Amsterdam om de kwaliteit van het grachtenwater te monitoren, gaat verder als BV onder de naam Omegam Laboratoria. Meervoud, omdat het inmiddels om een analytisch chemisch lab, een geotechnisch lab, een R&D-lab én een bacteriologisch lab gaat.
Het had nog een hoop voeten in de aarde. Bij privatisering van overheidsbedrijven praat je meestal over bestaande NV’s die wisselen van eigenaar. Maar Omegam was nooit aan zo’n NV-constructie toegekomen. Er moest een nieuwe BV worden opgericht, en de bedrijfsonderdelen moesten helemaal worden los geweekt uit de gemeentelijke organisatie. Volgens ingewijden is het de grootste privatiseringsoperatie in zijn soort, die ooit in Nederland is uitgevoerd.
Ook voor de ruim honderd werknemers moest het nodige worden geregeld. Zij zijn immers hun ambtenarenstatus kwijt. Voor hen is een sociaal plan opgesteld, dat behoud van werkgelegenheid garandeert voor de komende drie jaar.
De klanten zullen het verschil misschien niet eens merken. Omegam mocht dan officieel een overheidsclub zijn, in de praktijk merkte je daar weinig van. “We hebben altijd als losse unit geopereerd, relatief ver van het gemeentehuis”, vertelt Otten. En Van Zon vult aan: “De enige voorwaarde was dat we meer moesten inbrengen dan we kostten. Zolang we onze eigen broek konden ophouden, greep de gemeente niet in.”
Het lab maakte winst. “In de eerste plaats vanwege de hartstikke goede medewerkers”, denkt Hester Maij, sinds 2002 de verantwoordelijke wethouder. De directeuren zijn het daarmee eens: “Iedereen is hier gemotiveerd, niet alleen de leidinggevenden.”
Parapluorganisatie
Vanaf het begin van de jaren negentig richtte Omegam zich steeds meer op klanten van buiten de gemeente. “Er heerste schaarste aan labcapaciteit”, weet Van Zon. “Het ging bijna vanzelf.” Daarbij werd gekozen voor het leveren van kwaliteit en het meedenken met de klant. Het lab was ooit opgezet om complexe milieuvragen van de gemeente uit te werken en te beantwoorden, en diezelfde service bood men nu ook aan andere klanten. Het bleek een gat in de markt. Terwijl andere milieulabs elkaar op prijs kapot concurreerden, verdrievoudigde het aantal medewerkers van de Omegam-laboratoria.
Tot de gemeenteraad in 1999 het principebesluit nam om diensten, die niet tot de kerntaken behoorden, zo mogelijk te privatiseren. Omegam, dat inmiddels diende als parapluorganisatie voor alles wat binnen Amsterdam met milieu te maken had, werd eerst als één geheel te koop aangeboden. Toen de belangstelling tegenviel werden diverse delen los verkocht, tot alleen de laboratoria over waren. Uiteindelijk bleek daarvoor een managementbuy-out de beste optie.
Laagdrempelig
Door kwaliteit te blijven leveren en een nauwe relatie te kweken met de klanten, denken Otten en Van Zon verder te kunnen groeien. “We willen geen analysefabriek zijn. We zijn beter in maatwerk. En in meedenken. Als een klant ons vraagt naar bepaalde verbindingen te kijken, bieden wij wel eens aan om andere stoffen kosteloos mee te nemen.”
Omegam stelt zich onder meer beschikbaar als outsourcing-partner voor middelgrote bedrijven die er nu nog een klein eigen lab op nahouden en huiverig zijn om de analyses uit te besteden. “Wij leggen voor zulke organisaties de drempel heel laag”, vertelt Otten. “We bieden aan de analysemethodes over te nemen die ze zelf gewend zijn te gebruiken, zodat de resultaten vergelijkbaar blijven.”
En de gemeente Amsterdam blijft gewoon klant. “Boven een bepaald bedrag moesten we opdrachten altijd al openbaar aanbesteden”, weet wethouder Maij. “En toch kozen we telkens weer voor Omegam.”
Nog geen opmerkingen