Spuitbussen, geurkaarsen, goederentreinen: het hoeft maar een beetje chemisch te ruiken of er is paniek. Is er iets mis met de Nederlandse psyche of is het een natuurlijke reactie op de wereld waarin wij leven? En vooral: valt er iets aan te doen?

Station Arnhem, 22 november 2004. Een trein, geladen met MTBE (methyl-tert-butylether, een benzine-additief), is stilgezet. Men vermoed een lek. Vervolgens klagen steeds meer mensen over misselijkheid en ademhalingsproblemen. Het station wordt ontruimd, zeventien slachtoffers belanden in het ziekenhuis en de ‘gifwolk’ is voorpaginanieuws.

Hoewel, gifwolk? Bovenop een van de ketelwagens zit een moer los. Er kan wat zijn gelekt. Maar alle metingen ter plaatse vallen negatief uit, terwijl MTBE zich gemakkelijk laat detecteren en sowieso stinkt als de hel. Bovendien blijkt de ketelwagen niet aantoonbaar lichter te zijn geworden sinds hij uit Rotterdam vertrok. Voeg daarbij dat MTBE-damp nu ook weer niet zó giftig is (de wettelijk toegestane grenswaarde is 50 ppm) en dat die trein in de open lucht stond, en het wordt wel heel onwaarschijnlijk dat iemand er ziek van is geworden.

Het blijft mogelijk dat er een geheimzinnige andere stof in het spel was. Maar voorlopig doet het meer denken aan iets dat binnen de sociale wetenschappen bekend staat als psychogenic (of sociogenic) illness. In het Nederlands noemde men het vroeger ook wel massahysterie.

Opgejut

Onderzoekster Monique Smeets ge­ bruikt die laatste term liever niet. “Mensen die zoiets beleven voelen zich écht ziek”, vertelt ze. “Als je het massahysterie noemt, ga je daar niet goed mee om.”

Gesteund door een Vidi-subsidie van NWO leidt Smeets momenteel een onderzoek naar geurperceptie binnen de faculteit sociale wetenschappen in Utrecht. Ze legt uit dat mensen veel stoffen al ruiken bij heel lage concentraties. “In de toxicologie wordt ervan uitgegaan dat sensorische irritatie het eerste meetbare lichamelijke effect is. Denk aan het prikkelende gevoel als je in een ui snijdt: dat ligt echt aan de hoeveelheid chemische stof die aanwezig is. Bij lagere concentraties is zo’n direct effect niet meetbaar. Maar de geur kan wel allerlei gedachten activeren over blootstelling. Dat leidt tot stress en dat activeert weer het autonome zenuwstelsel. Met als gevolg lichamelijke effecten, zoals hartkloppingen, zweten en pijn op de borst.”

Nocebo

Mensen kunnen elkaar daarbij sterk beïnvloeden. Zien kinderen elkaar misselijk worden, dan nemen ze dat gedrag snel over. Uitgebreid gedocumenteerd is de paniek die in 1999 in België uitbrak rond blikjes Coca-Cola. Op vijf scholen werden kinderen massaal ziek. De oorzaak leek te liggen bij de houten pallets, waarop de frisdrank was aangeleverd. Ze waren behandeld met een fungicide dat de buitenkant van de blikjes zou hebben besmet. Maar achteraf was de concentratie veel te laag om kwaad te kunnen. Hooguit hadden een paar kinderen wat geroken en had de rest zich laten opjutten. Er werden zelfs kinderen ziek die helemaal geen cola hadden gedronken.

Volwassenen kunnen er ook wat van als ze eenmaal denken dat er iets raars in de lucht hangt. “Al snel neem je bij jezelf sensaties waar, waarvan je denkt dat ze ergens op duiden. Je houdt jezelf beter in de gaten dan je anders ooit doet”, stelt Smeets. In de VS was ze ooit betrokken bij een experiment, waarbij proefpersonen werden blootgesteld aan geuren. “Ze wisten niet dat er één acteur tussen zat. Die ging er óf ontspannen bij zitten, óf hij ging nadrukkelijk niezen en snuiven. In het laatste geval reageerden de proefpersonen ook veel heftiger.”

Het door Smeets geschetste beeld wordt bevestigd door Aalt Bast, hoogleraar humane toxicologie in Maastricht. Hij spreekt van een nocebo-effect, vergelijkbaar met het bekendere placebo-effect. “Je denkt: dit zal wel slecht voor me zijn. En verdraaid, je krijgt verschijnselen. Het is angstig dat de menselijke geest zo werkt.”

Waarmee meteen de volgende vraag naar boven komt: waarom denken mensen vrijwel automatisch dat chemische geurtjes slecht voor hen zijn? Het zou een kwestie van conditionering kunnen zijn. Smeets vertelt van een onderzoeksgroep in Leuven die interessante experimenten heeft gedaan op dit gebied. Via een masker ademden proefpersonen lucht in met een bepaalde geur. De lucht bevatte tevens een verhoogde concentratie CO2, waardoor ze lichtelijk niet goed werden. Na verloop van tijd hoefden de onderzoekers enkel de geur aan te bieden om dezelfde symptomen te genereren. In eerste instantie lukte het experiment alleen met ‘smerige’ geurtjes. Maar vervolgens bleek het ook te kunnen met eucalyptus, een geur die mensen normaal gesproken juist lekker vinden. Op één voorwaarde: de proefpersonen moesten eerst worden ‘gevoerd’ met informatie over de gevaren van chemische stoffen.

En juist aan dat soort informatie bestaat momenteel geen gebrek. “Belangrijk is dat we leven in een onrustige periode”, stelt Jan Gutteling. Al meer dan twintig jaar doet hij aan de Universiteit Twente onderzoek naar risicocommunicatie. Hij ziet dat de mensen snel van slag raken. “Elf september, Irak, het moslimterrorisme. Er hangt dreiging in de lucht. Daar moet je wel rekening mee houden.” Bast ziet hetzelfde gebeuren: “Mensen worden ontzettend bang gemaakt voor alles. Chemische wapens, Joesjtsjenko, gif op de druiven. Dat een nocebo-effect gaat optreden voor alle chemie, is niet ondenkbaar.”

Die kans wordt nog groter wanneer belangengroepen er een slaatje uit willen slaan. Nu al berucht is de actie van de Europese koepel van consumentenorganisaties BEUC. Die liet onlangs een dringende waarschuwing uitgaan tegen geurkaarsen, luchtverfrissers en cosmetica, waarin kankerverwekkende stoffen zouden zitten. Op tv verklaarden mensen dat ze de boel meteen in de vuilnisbak hadden gekieperd. De luchtverfrisserbranche klaagde dat haar omzet was gehalveerd. En dat terwijl niemand de geldigheid van de claims kon bevestigen, want inzage in het onderzoeksrapport werd botweg geweigerd. In NRC Handelsblad van 4 december kwam de aap uit de mouw. Willemien Bax, adjunct-directeur van BEUC, bekende dat het een lobby-actie betrof, bedoeld om de besluitvorming rond het Europese stoffenbeleid REACH te beïnvloeden.

Irene van Geest, directeur communicatie en voorlichting van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) in Den Haag, is er niet gelukkig mee. “Risico’s zijn een prachtig middel om belangen na te jagen. Je kweekt angst en daar zijn politici gevoelig voor.”

Geruststelling

Volgens haar moeten betrokkenen vooral rustig blijven en de mensen ondersteunen, die doorhebben wat voor spelletjes er worden gespeeld. “Het gaat niet om zoiets als grenswaarden. De berekeningen die wij maken zijn slechts het begin van een debat over risico­ reductie. Daar zitten heel veel belangengroepen in. Wij proberen uit te leggen wat de wetenschappelijke berekening is van het risico, dat leggen we uit aan de consument. Maar daar is niet iedereen even gelukkig mee, omdat het wel eens niet overeenkomt met andere belangen die spelen.”

Wat dat uitleggen betreft doet de VWA haar best. Paniekverhalen over geurkaarsen en luchtverfrissers worden zo snel mogelijk gerelativeerd: het blijkt telkens om dermate lage concentraties te gaan dat er niets aan de hand is. Gutteling kan zichzelf er redelijk in vinden: “Ik hoorde net in de auto nog iemand van de VWA op de radio, over een vermeende besmetting van babyvoeding. Dat is de manier: snel reageren, en zo dat de mensen er iets mee kunnen. Dat wekt vertrouwen. Als de VWA, een onafhankelijke organisatie, roept dat de geurkaarsen veilig zijn, dan is denk ik vrij snel de kou uit de lucht.”

Mond vol tanden

Het probleem is volgens hem dat de chemische industrie zelf nooit genoeg heeft gedaan aan communicatie. “Zo’n bericht over geurkaarsen komt als een donderslag bij heldere hemel. De consument heeft zich nooit gerealiseerd dat er chemicaliën in zaten. Het staat wel op het etiket, maar wie leest die etiketten nou?”

De grote concerns hebben hun leven gebeterd. “Je ziet dat bedrijven als Shell, Akzo en Dow met regelmaat praten met omwonenden.” Een goede ontwikkeling zijn ook de digitale risicokaarten, waarop iedereen via internet kan zien wat er voor bedrijvigheid in de buurt zit. “Daar zijn onderzoekjes naar gedaan. Zo’n kaart leidt niet tot onrust, wel tot bewustwording. Mensen zeggen: dit soort informatie hadden we eerder moeten hebben. Ze krijgen het gevoel dat de overheid zijn werk doet. Dat is een geruststelling.”

Maar volgens Gutteling moeten bedrijven van het formaat geurkaarsenimporteur zich zorgen maken. De kleintjes, die niet de menskracht hebben om aan communicatie te doen maar die wél kunnen rekenen op kritische vragen. “Zwijgen en vervolgens in een crisissituatie zeggen dat er niets aan de hand is, werkt in elk geval niet. Mijn advies is: bereid je voor. Sta niet met je mond vol tanden. Weet hoe je moet reageren. Als je dat nog moet bedenken op het moment dat er vervelende dingen in de krant staan, dan ben je te laat.”

Onderwerpen