‘Ik denk dat mensen nu pas inzien waarom wetenschap zo belangrijk is’, zegt viroloog Annemiek van der Eijk naar aanleiding van onze stelling over het belang van communicatie voor het voortbestaan van de wetenschap.

De klimaatcrisis en de stikstofcrisis met daarboven op de coronacrisis zetten het belang van doeltreffende wetenschapscommunicatie steeds meer in de schijnwerpers. De maatschappelijke debatten rond die thema’s laten tegelijkertijd zien dat dit nog niet zo simpel is en dat het vertrouwen van de belastingbetaler in de wetenschap fragiel is. Dit ontlokte bij de redactie de stelling: het voortbestaan van de wetenschap hangt af van de communicatiekwaliteiten van de toekomstige generaties.

‘Dat is een stevige stelling’, begint Jeroen de Ridder, universitair hoofddocent filosofie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en voorzitter van De Nederlandse Jonge Akademie. ‘Wetenschapscommunicatie is zeker niet de enige factor die meespeelt, maar wel een razend belangrijke.’

Een gezicht geven

‘Wetenschappers moeten nu juist meer dan ooit naar buiten treden’, zegt Karen Peynshaert, postdoc in de farmaceutische wetenschappen aan de Universiteit Gent. Zij won vorig jaar een van de Jaarprijzen wetenschapscommunicatie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België. Waarom juist nu? Peynshaert: ‘Omdat er zoveel twijfel is. We moeten duidelijk maken dat wetenschap belang heeft. Door er een gezicht op te plakken, kunnen we vertrouwen creëren. Nu is het voor burgers vaak onzichtbaar waar hun belastinggeld naartoe gaat.’

‘In de debatten neemt de identiteit van mensen een grote rol in’

Volgens De Ridder zoekt de wetenschap nog naar de heilige graal als het gaat om het vertrouwen herstellen. ‘Volgens mij is onze manier van communiceren niet zozeer het probleem, maar het feit dat de identiteit van mensen zo’n grote rol inneemt in de vaak gepolariseerde debatten. Neem het stikstofbeleid. Boeren hebben daar logischerwijs een haat-liefdeverhouding mee en dan komen stadsmensen wel even vertellen hoe het moet. Daar verandert een anders geschreven rapport niet zomaar iets aan.’

Peynshaert zoekt de oplossing in de jongere generatie enthousiasmeren voor wetenschap en op die manier werken aan bewustwording. ‘Daarbij is het de kunst om ook die mensen te bereiken die anders niet in contact komen met wetenschap, en niet enkel de kinderen die jaarlijks met hun ouders naar de Dag van de Wetenschap gaan.’

Viroloog bij het Erasmus MC Annemiek van der Eijk herkent zich hierin: ‘Met het Erasmus MC werken we aan voorlichting op scholen om zo ook de lagere sociale klasses te bereiken. De coronacrisis heeft duidelijk gemaakt hoe groot het kennishiaat daar is.’ Bij Van der Eijk leidde een toevallige invalbeurt bij het Jeugdjournaal tot veel uitnodigingen voor media-optredens. ‘Het Jeugdjournaal is een voorbeeld van hoe we het coronadebat zouden moeten voeren. Ik krijg daar de vrijheid om te zeggen wat we als virologen wél en níet weten.’

Onderzoek vertalen

Van der Eijk verwacht dat wetenschapscommunicatie in de nabije toekomst een vast onderdeel gaat worden van bepaalde onderzoekslijnen. ‘Want,’ zo zegt de viroloog en daar sluiten De Ridder en Peynshaert zich bij aan, ‘we moeten niet alles willen communiceren en ook niet door iedere wetenschapper. We moeten het voor mensen direct relevante onderzoek zien te vertalen. En laat dat alsjeblieft doen door een onderzoeker die dat én kan én leuk vindt.’

Peynshaert besluit: ‘Daarbij moeten we niet alleen uitleggen wát we doen, maar vooral hóe wetenschap in zijn werk gaat. Het is een proces van vallen en opstaan. Dat falen nu eenmaal deel uitmaakt van vooruitgang, is iets waar we meer mee naar buiten moeten komen.’