‘Er lijkt een soort angst te zijn voor een generatie coronaproefschriften’
De eerste chaos van de Nederlandse lockdown in april is achter de rug. Maar veel jonge onderzoekers worstelen nog met labroosters, thuiswerken en studenten begeleiden. Pas over een jaar of twee zal echt duidelijk zijn hoe ingrijpend de coronacrisis is geweest.
‘Mijn proefschrift is veiliggesteld, maar er komt minimaal een hoofdstuk minder in dan gepland. Gewoon omdat ik de experimentele data niet heb kunnen binnenhalen.’ Sanne Wiersma doet onderzoek aan zuurstofbehoefte in gist, met als doel die industriële micro-organismes beter te laten groeien onder anaerobe omstandigheden.
‘Twee papers minder tikt gewoon aan’
Wiersma had toen de coronacrisis uitbrak nog een jaar te gaan van haar promotie. ‘We hebben een tijd gehad dat de onderzoeksgroep in koppels werd opgedeeld, die nooit tegelijkertijd op het lab mochten zijn. Het is gewoon lastig om experimenten te plannen als je geen hele week tot je beschikking hebt. Je kunt een fermentatie immers niet even stilzetten.’
De ergste chaos is nu wel voorbij, constateert Wiersma. Er is meer structuur gekomen, bijvoorbeeld met een boekingssysteem voor labruimtes en apparatuur. ‘Toen de crisis uitbrak, zat ik in de luxepositie dat ik thuis aan een tweede publicatie kon werken, en duidelijk kon zien wat ik nog nodig had voor een derde publicatie. In de zomer, toen het rustiger was op de labs, kon ik experimenten doen, en met die resultaten kan ik nu weer schrijven.’
Wat ook veranderde: interactie met studenten die een labstage komen lopen, en opeens veroordeeld worden tot een literatuurstudie of modelleren. Wiersma: ‘Ik vind begeleiding nog steeds leuk, maar die vraagt nu een ander soort betrokkenheid. Waar ik me wel zorgen om maak is een generatie studenten die geen labstage heeft kunnen doen. Dan mis je praktische ervaring en het is heel beeldvormend voor de keuzes die mensen na hun studie maken.’
Volgens Wiersma moeten promovendi altijd hun plannen en verwachtingen bijstellen, maar nu komt er nog extra onzekerheid bij over het verloop van de pandemie en de vraag hoe vertragingen uiteindelijk uitpakken. ‘Je hoort soms dat publicaties niet het belangrijkste zijn, maar er wordt denk ik toch ook gekeken naar je output. Twee papers minder tikt gewoon aan. Dat kan extra druk en stress opleveren. Bovendien, als je promoveert en voor een postdoc gaat: ga je onder deze omstandigheden naar het buitenland, met alle reisbeperkingen?’
Anders waarderen
‘Aan alle onzekerheid is sinds dit voorjaar niet veel veranderd’, zegt Rosanne Anholt, voorzitter van Promovendi Netwerk Nederland (PNN), die zelf herstellende is van een corona-infectie. ‘Je kunt wel weer onderzoek opstarten, maar je weet niet of er nog een lockdown komt. Als je werkt met een bestaande dataset, heb je minder last van vertraging, maar er zijn promovendi die naar het buitenland zouden gaan om data te verzamelen. Als je als promovendus nu halverwege bent, en je moet nog vier artikelen publiceren, dan begin je de druk behoorlijk te voelen.’
PNN heeft in een jaarlijkse survey onder promovendi gevraagd naar de effecten van de coronacrisis. Ruim een derde zei last te hebben van vertraging of problemen met data verzamelen. Beperkte toegang tot labs, apparatuur en data werden ook regelmatig genoemd, net als obstakels met thuiswerken, bijvoorbeeld als er jonge kinderen in het spel zijn. PNN stuurde in juli met PostdocNL en De Jonge Akademie een brandbrief aan minister Van Engelshoven, voor continuïteitspakket van € 350 miljoen voor jonge wetenschappers. Vanuit het ministerie kwam geen extra geld, maar er werd in oktober wel € 20 miljoen uit het budget van de Nationale Wetenschapsagenda getrokken om ongeveer duizend van de meest schrijnende gevallen uit de brand te helpen.
Anholt: ‘Het is het een of het ander: of extra fondsen voor verlenging, of een andere manier van waarderen. Dus een artikel of hoofdstuk minder, en breder kijken naar wat iemand tijdens de promotie heeft gepresteerd. De proeve van bekwaamheid zit niet alleen in kwantiteit. Dat is ook het idee achter het nieuwe erkennen en waarderen. Maar ik heb nog niet de indruk dat daar veel gehoor aan wordt gegeven. Er lijkt een soort angst te zijn voor een generatie coronaproefschriften.’
Privé-situatie
‘Bij promovendi kun je wat meer maatregelen nemen die niet van geld afhangen, zoals promotie-eisen bijstellen’, zegt immunoloog Christina Helbig, voorzitter van PostdocNL. ‘Daar kun je deels mee compenseren, maar bij postdocs is dat minder goed mogelijk. Postdocs komen verder in hun carrière door grants binnen te halen, publicaties te schrijven en mensen te begeleiden. Doe je op die vlakken minder, dan levert dat een negatieve factor in de onderlinge concurrentiestrijd. Bovendien zitten postdocs op nog kortere contracten – een of twee jaar – dus vertraging van een half jaar is al snel ingrijpend.’
Helbig is gepromoveerd op onderzoek aan T-cellen, en werkt momenteel aan Europese registratie van in-vitrodiagnostica bij Sanquin. Ook daar verloopt het onderzoek minder soepel dan normaal. ‘Proeven uitvoeren gaat niet makkelijk als je maar met een beperkt aantal mensen tegelijkertijd in een lab mag zijn.’
Niet alleen het type onderzoek bepaalt of je kunt compenseren, ook de privé-situatie speelt mee, aldus Helbig. ‘Buitenlandse postdocs wonen vaak klein, en als je kamer ook je werkomgeving wordt, kan dat stress opleveren. Zeker als je met meer mensen samenwoont of kinderen hebt, dan kom je niet makkelijk aan je werk toe. Postdocs zijn verder verantwoordelijk voor begeleiding van promovendi en studenten, en daar was in het begin van de crisis weinig aandacht voor. Het leverde een dubbele belasting: problemen met eigen onderzoek oplossen en anderen steunen.’
Verloren generatie?
Volgens Helbig zijn er ondanks het uitblijven van een serieus hulppakket vanuit de overheid wel positieve ontwikkelingen binnen universiteiten en academische ziekenhuizen. Om postdocs meer lucht te geven, schuiven die met budgetten van onderzoeksgroepen. Ook is er geld aangesproken uit de cao. ‘Het is alleen niet overkoepelend georganiseerd, maar per afdeling of vakgroep. Als je bij een onderzoeksgroep werkt waar minder aandacht voor dit onderwerp is, kun je als postdoc pech hebben. Omdat het decentraal is geregeld, kun je niet goed in kaart brengen hoe het op verschillende universiteiten precies gaat.’
Net als Anholt ziet ook Helbig mogelijkheden in anders erkennen en waarderen van academische prestaties: minder focus op publicaties, maar ook oog voor onderwijs, samenwerking, begeleiding, en open science. ‘Daarbij moet je wel oppassen dat je het niet degradeert tot een slechte coronamaatregel, die leidt tot het beeld van een generatie wetenschappers die minder hebben gepresteerd.’
Voor de zomer werd gesproken over een verloren generatie wetenschappers die deze crisis kan opleveren. Is dat nog steeds zo? ‘Ik denk dat postdocs de grootste risico’s lopen’, zegt Helbig. ‘Je hebt maar een korte periode om een academische carrière te starten. Als je voor de wetenschap kiest en naar het buitenland wilt, kan het nu extra moeilijk zijn. Als je geen data hebt, kun je geen aanvraag doen en dan lig je snel eruit. Sommige mensen kiezen nu noodgedwongen voor een tijdelijke baan buiten de academie. Maar iemand die nu de wetenschap verlaat, komt niet makkelijk terug als de coronacrisis voorbij is.’
Nog geen opmerkingen