In Ketens van fossiele grondstoffen probeert Ton van Helvoort grip te krijgen op de geschiedenis van de chemische industrie. Wat blijft hangen is dat die industrietak voor bijna niemand nog te begrijpen is. 

Om olie en gas als grondstoffen voor chemische producten te kunnen vervangen door duurzame alternatieven, zullen we de expertise van de fossiele industrie hard nodig hebben. En waarom dat zo is, wordt pas goed duidelijk als je de geschiedenis van die industrietak in kaart hebt. Voor wetenschapshistoricus Ton van Helvoort was dat de reden om in zijn nieuwste boek Ketens van fossiele grondstoffen het complete verhaal te willen vertellen van zowel de Nederlandse chemische industrie als de maatschappelijke context waarin zij door de jaren heen opereerde.  

Eerder schreef Van Helvoort over de r&d-geschiedenis van Shell, DSM en Unilever. Daaraan hield hij een grote bewondering over voor proeffabrieken – pilotplants, zo u wilt – die de stap vormen tussen labexperimenten en toepassing op industriële schaal. Volgens hem is de bouw daarvan zo duur en tijdrovend dat alleen grote bedrijven zich dat kunnen veroorloven – en daar zou hij best gelijk in kunnen hebben. Dat we de Shells van deze wereld in het kader van de verduurzaming beter kunnen afschrijven, is volgens de auteur dus een illusie.  

De uitwerking valt helaas tegen. Allereerst verliest Van Helvoort zich in wetenschappelijk taalgebruik met veel lijdende vormen, jargon en afkortingen. Veel erger is dat hij telkens verzandt in een feitenbrij waar niet is door te komen. Alle beschikbare opsommingen neemt hij mee, of het nu lijstjes zijn van chemische producten of van deelnemers aan samenwerkingsverbanden. Wat er belangrijk is aan die afzonderlijke stoffen of partners, legt hij echter niet uit. Daarnaast grossiert Van Helvoort in onduidelijke zijpaadjes waarover hij (toevallig?) iets weet te vertellen. Stelling nemen doet hij daarbij zelden; alleen CCS oftewel CO2-opslag ziet hij duidelijk niet zitten. 

Glazuurlaagje 

Gaandeweg bekruipt de lezer het gevoel dat er iets mist. De gepresenteerde samenwerkingsverbanden zijn recent, maar de beschreven proeffabrieken dateren voornamelijk van tientallen jaren geleden. Bestaan die eigenlijk nog? Op het Shell-terrein in Amsterdam-Noord, waar ooit een indrukwekkende collectie stond, zit nu bijvoorbeeld het Filmmuseum. En is de expertise om nieuwe te bouwen nog wel aanwezig in Nederland? Van Helvoort gaat er niet op in. 

Bestudering van de 42 pagina’s noten maakt duidelijk waarom niet. Als goed historicus heeft de auteur alle bronnen benut die hij kon vinden. Alleen zijn dat vooral snorkende persberichten, publicaties in weinig kritische vak- en bedrijfstijdschriften, en schrijfsels van ándere buitenstaanders. Wat er onder het glazuurlaagje van propaganda echt gebeurde, schreef niemand ooit op. Dus ook niet dat de ontwikkeling van chemische fabrieken hier al tientallen jaren op een laag pitje staat. 

Ketens van fossiele grondstoffen is geen goed boek. Wel een nuttig boek. Sommige hoofdstukken zijn prima te gebruiken als tekstboek bij colleges duurzaamheid voor beginners, of zo. Maar belangrijk is vooral het besef dat het nauwelijks nog mogelijk is om werkelijk grip te krijgen op dit wereldje. Zo wordt verduurzamen nog een hele klus.  

 

img20240425_07001626

Beeld: AUP

Ketens van fossiele grondstoffen: procestechnologie en de transitie naar duurzaamheid 

Ton van Helvoort

Amsterdam University Press (2024), 357 pagina’s 

ISBN 978 94 6372 478 4.