Het debat over de rol van aerosolen bij de verspreiding van het coronavirus duurt voort. Nu de tweede golf is gearriveerd en de winter voor de deur staat, is de vraag wat er moet gebeuren om binnenruimtes coronaproof te maken.
Wie de media oppervlakkig volgt over aerogene verspreiding van het coronavirus, ziet vooral een discussie tussen opiniepeiler Maurice de Hond en de deskundigen rond het RIVM. De Hond is ervan overtuigd dat aerogene verspreiding de voornaamste verspreidingsroute is en ventilatie de belangrijkste remedie; het RIVM daarentegen ziet het nog altijd als relatief irrelevant en wijst op afstand houden en thuisblijven bij klachten.
Er zijn minstens duizend coronavirussen nodig voor een besmetting
Wie iets verder inzoomt, ontwaart een wetenschappelijke discussie die al maanden woedt. Centraal punt is inmiddels niet langer óf het virus zich via de lucht kan verspreiden, maar hoe vaak dit gebeurt en dus hoeveel verschil hierop gerichte maatregelen kunnen maken.
Welkom vehikel
Aerosolen zijn minuscule vochtdruppeltjes die, nadat ze bijvoorbeeld door niezen, hoesten of spreken in de lucht zijn gebracht zijn, niet direct en binnen 1,5 m naar beneden vallen, maar enige tijd in de lucht blijven zweven. Die deeltjes hebben een diameter tot ongeveer 100 µm en zijn een welkom vehikel voor virussen die zich in de mond en luchtwegen bevinden.
De minidruppeltjes kunnen afhankelijk van vochtigheidsgraad, temperatuur en luchtstromingen in binnenruimtes tot honderden meters afleggen, blijkt uit een literatuuronderzoek dat de Nederlandse onderzoeksinstelling TNO recentelijk uitvoerde in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.
Dat wil nog niet zeggen dat mensen ook daadwerkelijk over afstanden van honderden meters besmet kunnen raken met het virus. Daarvoor is een eenvoudige verklaring: in tegenstelling tot bijvoorbeeld het mazelenvirus, is blootstelling aan een paar virusdeeltjes voor besmetting met het coronavirus niet genoeg; deskundigen schatten dat er minimaal duizend nodig zijn en dit varieert afhankelijk van de gesteldheid van de persoon en de plaats van binnendringen, aldus besmettingspreventiedeskundig Hugo Huiskamp.
Naarmate de deeltjes langer in de lucht zijn, raken ze verder verspreid en verdund, dus wie ze vervolgens inademt, krijgt een beperkt aantal tegelijk binnen. ‘Ook is van belang hoe lang het virus levensvatbaar blijft wanneer het druppeltje is verdampt’, zegt Detlef Lohse, hoogleraar vloeistoffysica aan de Universiteit Twente. ‘Dat is wat wij momenteel onderzoeken.’
‘Er is momenteel geen bewijs dat overdracht en infectie met SARS-CoV-2 via luchtkanalen plaatsvindt’
Vandaar dat afstand houden zin heeft: zowel bij grote als kleine druppels is de kans op blootstelling aan een flinke dosis virus dicht bij de besmettingsbron het grootst. Het addertje onder het gras is dat in een slecht geventileerde ruimte, de minidruppeltjes die de besmettelijke persoon uitstoot minder verdund raken, waardoor andere aanwezigen in de ruimte wél genoeg binnen kunnen krijgen om besmet te raken. ‘De meeste deskundigen erkennen inmiddels wel dat aerosolen een rol spelen, maar in welke mate is nog voer voor discussie’, vertelt Lohse.
Cruciaal hierbij is wanneer is een ruimte ‘onvoldoende geventileerd’ is. Het RIVM verwijst hiervoor naar het Bouwbesluit. Dat vereist een minimale luchtverversing van twee tot drie keer per uur en beperkte recirculatie van ‘gebruikte lucht’. Voor scholen zonder goed ventilatiesysteem raadt het RIVM aan tussen lessen door te luchten en zo veel mogelijk de ramen open te zetten.
Technische adviezen
De Duitse overheid gaat verder: die geeft ook technische adviezen, zoals specifieke filters plaatsen of desinfectietechnieken gebruiken in luchtbehandelingsinstallaties. ‘Volgens het RIVM is er, aansluitend op de mening van het ECDC (de Europese evenknie van het RIVM, red.), momenteel geen bewijs dat overdracht en infectie met SARS-CoV-2 via luchtkanalen heeft plaatsgevonden, en dus wordt dit risico als laag ingeschat’, laat Alvin Bartels, adviseur infectiepreventie bij het RIVM, weten.
Christian Kähler, hoogleraar aerodynamica aan de Bundeswehr Universität München, meent dat zelfs het Duitse beleid niet ver genoeg gaat. Uit zijn metingen blijkt dat 5 minuten luchten met ramen en deuren open na een volle les van 45 minuten niet voldoet. En natuurlijke ventilatie door de ramen open te houden ververst de lucht vaak amper. ‘Dat werkt alleen goed genoeg bij stevige wind en grote temperatuursverschillen.’
Enkele praktijkgevallen ondersteunen zijn scepsis over natuurlijke ventilatie, zoals toen De Volkskrant berichtte over een koor waarvan negen leden besmet raakten tijdens een repetitie waarbij de leden voldoende afstand hielden en de ramen open hadden staan.
Kähler is dan ook groot voorstander van mondkapjes, maar benadrukt tegelijkertijd dat voor de kleinste druppeltjes alleen een FFP2-masker afdoende bescherming biedt – een duur masker dat je niet lang achter elkaar kunt dragen. Overigens wijzen deskundigen zoals Lohse erop dat ook stoffen maskers een groot deel van de virusdeeltjes wegvangen en daarmee de kans op besmetting sterk terugdringen.
‘Zelfs in slecht geventileerde ruimtes moet je best lang aanwezig blijven voor een besmetting’
Kähler pleit daarnaast voor plexiglas wanden tussen de leerlingen tegen de directe besmettingen en in elke klas een krachtige mobiele luchtreiniger om de virusdeeltjes weg te vangen. Kosten: zo’n € 3.000 per stuk. Het ECDC ziet dergelijke apparaten echter als ‘niet effectief’ en zelfs in Duitsland, waar ze de aerogene verspreiding van het virus een stuk serieuzer nemen dan in Nederland, krijgt hij voor zijn plannen de handen niet op elkaar.
Bovendien delen niet alle aerosol-deskundigen zijn analyse. Zo is Daniel Bonn, hoogleraar complexe vloeistoffen aan de Universiteit van Amsterdam, een stuk minder pessimistisch. ‘In goed geventileerde ruimtes is het risico op besmetting bij voldoende afstand klein, in slecht geventileerde ruimtes moet je best lang aanwezig blijven. En in vrijwel alle ruimtes waar wij de afgelopen maanden hebben gemeten, is de ventilatie goed. Drie tot vier keer verversen per uur voldoet, wat ons betreft.’
Nachtclubs
Belangrijk is de vraag hoe vaak de omstandigheden zich voordoen, waarbij een besmettelijk persoon langere tijd in een slecht geventileerde ruimte met een groot aantal anderen verblijft. Veel van de huidige maatregelen zijn gericht om crowding en snelle en grootschalige transmissie via samenscholingen en evenementen te voorkomen, aldus Bartels. ‘Verspreiding kun je niet voorkomen met ventilatie alleen, zeker niet in settings waar veel mensen zijn en ook niet als de ventilatienormen veel hoger worden dan de normen in het Bouwbesluit nu.’
Die boodschap is voor sommige sectoren extra wrang: uitgerekend nachtclubs beschikten al voor de coronacrisis over de beste ventilatiesystemen met luchtreinigers – niemand wil immers dansen in bedompte lucht, aldus Bonn. ‘Maar die kunnen besmetting van dichtbij niet voorkomen. Het is én afstand houden of mondkapjes dragen, én goed ventileren.’
Nog geen opmerkingen