Tijdens het Filmfestival in Cannes in mei viel een Nederlandse wetenschappelijke animatiefilm in de prijzen. Steeds vaker gebruiken wetenschappers films of animaties om hun onderzoek uit te leggen. Waarom en voor wie? Hoe doen ze het en wat komt erbij kijken?
De film Glycotreat: Using Glycans to Cure Cancer kreeg tijdens het prestigieuze filmfestival van Cannes de Global Short Film Award in een bijzondere categorie: die van Best Science and Technology Film. Yvette van Kooyk was de initiator van de film en het Nederlandse bedrijf Sensu de maker. Van Kooyk is duidelijk in haar motivatie voor de keuze een film te maken: ‘Voor dit onderzoek kreeg ik een ERC-grant, die vraagt dat we het belang van het onderzoek breed uitdragen.’
Van Kooyk, hoofd van de afdeling moleculaire celbiologie bij VUmc en van het Amsterdam Infection & Immunity Institute, vertelt dat de film tegelijk uitkwam met haar publicatie in Nature Immunology. Die gaat over het belang van suikers bij de groei van tumoren en hoe de afweer wordt gemodelleerd. Het lichaam gebruikt suikers om de afweer aan te zetten en tumoren zetten suikers in om de afweer te misleiden. Als je dat misleiden verhelpt, werkt de vaccinatie beter. ‘Die twee boodschappen hebben we weergegeven in een film met een hoog symbolisch gehalte. Sensu bracht die symboliek in, waarvoor we bodypainting inzetten. De gebodypainte persoon verbeeldt het gedrag van tumorweefsel. Zo brengen we deze boodschap op een vernieuwende manier. Dat haalt mensen uit hun comfortzone en inspireert ze. Het zou trouwens ook met gedichten kunnen, of met kunstfotografie.’
Belastinggeld
Natuurkundige Cees Dekker, hoogleraar aan de Technische Universiteit Delft, directeur van het Kavli Institute of Nanoscience Delft en al langer bezig met animaties om zijn wetenschappelijke werk te verduidelijken, doet niet te ingewikkeld over animatiefilms maken. ‘Het publiek heeft er recht op te weten wat wij met het belastinggeld doen. We vertellen dat via artikelen, persberichten, colleges en presentaties. Sinds kort komen daar filmpjes bij. Wat mij betreft een prima middel, want de mens is visueel ingesteld en een beeld zegt meer dan duizend woorden.’
‘Maar niet elk onderwerp leent zich voor een filmpje’, nuanceert Dekker. ‘We publiceren twintig papers per jaar, allemaal prachtig werk en vaak in gezaghebbende tijdschriften. Maar willen we er een filmpje aan wijden, dan moet het onderwerp wetenschappelijk van groot belang zijn én voor een breder publiek toegankelijk te maken zijn.’
‘Met een animatie maak ik de zaal wakker’
In februari haalde Dekkers lab de voorpagina van Science met een antwoord op de vraag hoe het eiwit condensine lange slierten DNA in de cel netjes ordent. Een baanbrekend resultaat dat bredere aandacht verdiende, aldus Dekker. Hij schakelde de communicatieafdeling van de TU Delft in en stelde een persbericht op. Maar het team besloot een stap extra te zetten. ‘We hebben een website gemaakt met een flow van vijf verschillende korte filmpjes: één animatie, twee filmpjes waarin Mahipal Ganji en ik met een touwtje laten zien wat er gebeurt en twee filmpjes met geannoteerde ruwe data.’
De filmpjes plaatsten de onderzoekers op YouTube. Die werden een hit op Twitter. De wetenschapsjournalistiek pikte het op en allerlei interviews volgden.
Welk van de vijf filmpjes is nu het meest geslaagd? Dekker zelf is heel enthousiast over de ruwe data. ‘Het is toch prachtig om op nanoschaal mee te kunnen kijken wat er gebeurt? Dat spreekt mensen enorm aan. Ze zien iets waarvan ze nooit gedacht hadden dat ze het zouden kunnen zien, het gaat echt leven. Ook collega-wetenschappers waren buitengewoon enthousiast.’ Zijn vrouw fronste de wenkbrauwen bij de filmpjes waarin Dekker zelf optreedt. ‘Ze vroeg of ik geen ander overhemd had kunnen uitkiezen.’
Dekker plaatst zelf drie kanttekeningen. Ten eerste mogen filmpjes niet te veel geld kosten. ‘Ik ontvang geld voor onderzoek en onderwijs, niet voor filmpjes. De interviewfilmpjes zijn gemaakt met de iPhone van een communicatieadviseur, de ruwe data hadden we al en de animatie kost maximaal € 2.000. Dat vind ik verantwoord.’ Ten tweede mag een filmpje geen voorwaarde worden voor toekenning van een beurs. ‘Een beurs is bedoeld om een wetenschappelijke vraag te beantwoorden en niet voor filmpjes. Bovendien: niet alle onderzoeken lenen zich ervoor.’ En ten derde: je moet beseffen dat een animatie een metafoor van de werkelijkheid is. ‘Je kunt niet 100 % natuurgetrouw zijn, maar je moet wel proberen dat te benaderen.’
Té overtuigend
Dekker krijgt bijval van Hans Clevers, groepsleider bij het Hubrecht Instituut, hoogleraar aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht en de Universiteit Utrecht en voorzitter van de International Society for Stem Cell Research (ISSCR). ‘Over stamcelonderzoek worden veel animaties gemaakt. Die kunnen bijzonder overtuigend zijn; zó overtuigend dat het zelfs voor onderzoekers moeilijk wordt om zich voor een andere optie open te stellen. Ze kunnen je op het verkeerde been zetten. Je moet je dus bewust zijn van de kracht van bewegend beeld en van de bijbehorende verantwoordelijkheid.’ In ISSCR-verband bepleit Clevers ook standaardisering. ‘Laten we streven naar eenvormigheid. Een orgaancel of beenmerg moet herkenbaar zijn, onafhankelijk van wie de animatie maakt.’
Clevers maakt veel gebruik van animaties. ‘Ik geef heel veel presentaties. Een animatie van een minuut dwingt mij om de essentie van mijn betoog te bepalen en de spanningsboog goed op te bouwen. Voor het publiek maakt het het onderwerp aanschouwelijk en begrijpelijk. Vroeger hield ik mijn presentatie en liet daarna een animatie zien, nu draai ik het om: met een animatie maak ik de zaal wakker. Het publiek kan de data vervolgens veel beter plaatsen.’
In eerste instantie zijn de animaties bedoeld voor wetenschappers. ‘Maar doordat ze goed in elkaar zitten, kan ik ze ook moeiteloos gebruiken op middelbare scholen. Het scheelt daarbij wel dat ik het heb over organen, cellen en ziekteprocessen; dat is goed te visualiseren. Zodra je op moleculair niveau acteert, wordt het lastig om onderwerpen voor een groot publiek geschikt te maken.’
Hoogwaardig
Clevers werkt samen met Nymus3D. ‘Ik bepaal het onderwerp, verzamel veel beelden en schrijf een script. Dat gaat heen en weer tussen Nymus3D en mijzelf tot we op een cartoon van maximaal veertig schetsjes uitkomen. Daar maken we een simpele animatie van. Die werken we uit met stick figures en renderen we met Pixar-technologie. Dat laatste maakt de animatie hoogwaardig, maar duur. Een animatie van een minuut kan wel € 10.000 kosten. Daarvoor gebruik ik vaak prijzengeld.’
De Utrechtse hoogleraar ziet steeds meer filmpjes en animaties verschijnen. ‘Voor de jongere generatie is de kracht van bewegend beeld een gegeven en ze zijn handig met de technologie. Toch, voor een goede animatie moet je een ‘kunstenaarsinslag’ hebben. Niet iedereen kan het.’
Nog geen opmerkingen