Hoe stimuleer je veilig gedrag op het lab onder bètamensen en waar moet die stimulans vandaan komen? Dat is geen vraag die je in vijf minuten beantwoordt, aldus Corné Bulkmans. ‘Ga er niet van uit dat mensen rationele wezens zijn.’

Veiligheidsolifant

Beeld: Shutterstock, bewerkt; Curve.nl

Hoe je veilig gedrag stimuleert, begint met de vraag: wat is veiligheid? Corné Bulkmans, oprichter van Muopo Inventive Consultancy en managing director van PHOV, schetst de moeilijkheid van het beantwoorden van die vraag: ‘Als ik een plaatje van een olifant laat zien, zijn we zo geconditioneerd dat we weten dat dat een olifant is’, vertelt hij. ‘Maar vraag ik je wat ‘veiligheid’ betekent, dan heeft iedereen daar een ander antwoord op.’

Veiligheid heeft in ieder geval te maken met gevaar. Gevaar zien we terug in situaties, gebruik van gevaarlijke stoffen, fysieke belasting et cetera. ‘Maar gevaar is niet per se onveiligheid’, meent Bulkmans. ‘Werken met een gevaarlijke stof kan gevaarlijk zijn, maar hoeft niet een hoog risico te vormen. Het gaat om hoe je met die risico’s omgaat.’ Hij noemt zuurkasten in een voorbeeld over risicobeheersing. ‘Zuurkasttechniek beperkt gevaar van gassen, protocollen vanuit de organisatie laten zien hoe je ermee om moet gaan, maar ook het menselijk gedrag heeft een grote impact op veiligheid: gebruiken werknemers de zuurkast überhaupt?’

‘Als je een protocol maakt, moet dat passen bij de mensen die het lezen.’

Ondoorzichtig

Bulkmans zou veiligheid definiëren als het bewust nemen van aanvaardbare risico’s. Maar hoe zorg je dat mensen zich ook veilig gedragen? ‘Wat ik risicomanagers steeds op het hart druk is: ga er niet van uit dat mensen rationele wezens zijn. Mensen – óók bèta’s – denken niet altijd logisch. Ga het gesprek aan met je medewerkers over waarom ze situaties veilig of onveilig vinden.’

Een bijkomend probleem is lange labinstructies. Bulkmans: ‘Bij een lezing vraag ik wel eens: wie heeft de overeenkomst van Google gelezen? Die zijn zo lang en ondoorzichtig dat mensen er niet aan beginnen.’ Hetzelfde probleem vind je soms bij instructies op het lab. ‘Als je een protocol maakt, moet dat passen bij de mensen die het lezen. En zorg dat ze het ook opvolgen.’

‘Het gaat soms wel om leven en dood, maar je moet het ook niet zó zwaar maken dat mensen gespannen op het lab staan’

Lange termijn

Je moet veiligheid ook weer niet te zwaar maken. ‘Gebruik enthousiasme en humor, dat is echt nodig bij veiligheidsinstructeurs’, zegt Bulkmans. ‘Het gaat soms wel om leven en dood, maar je moet het ook niet zó zwaar maken dat mensen gespannen of angstig op het lab gaan staan.’ Het is daarnaast belangrijk om te beseffen dat veiligheidsstimulering iets is voor de lange termijn. ‘De motivatie van medewerkers om veilig te werken is vaak gericht op de korte termijn, het directe effect ’, legt Bulkmans uit. ‘Maar men is veel minder gemotiveerd om veilig te werken als het gaat om uitgestelde effecten zoals het krijgen van kanker door het werken met schadelijke stoffen, terwijl dat nu juist zo belangrijk is.’

Bewustzijn creëren is een mooie eerste stap, maar dat is niet genoeg. ‘Anders zou niemand meer roken. Je moet mensen tools aanreiken: hoe kun je mensen aanspreken op verantwoordelijkheid? Doe kleine praktische trainingen. Dragen mensen geen labjas, zorg dan dat die klaar hangt en dat je elkaar erop aanspreekt. Vertel ze hoe ze moeten stoppen met roken, bij wijze van spreken.’ Regels moet je handhaven, maar toezicht niet criminaliseren. ‘Mensen komen om te werken en maken nu eenmaal fouten. Het gaat erom dat je daarvan leert’, besluit Bulkmans.