Bloeiende campussen zijn cruciaal om innovatie te versnellen, zegt Bert Kip. ‘Ze behoren tot de nationale innovatie-infrastructuur, maar dat is lastig over de bühne te krijgen in Den Haag.’
Voor wie het oude DSM-terrein in Geleen nog kent, is het een wonderlijke ervaring om nu door diezelfde Gate 2 te rijden. Moderne, stadse gebouwen, veel groen, een hippe koffiebar met vegan bananenbrood; de Brightlands Chemelot Campus doet z’n naam eer aan. Je krijgt hier helemaal het campusgevoel. Precies wat directeur Bert Kip tien jaar geleden voor ogen had.
Toen de transformatie hier werd ingezet, dachten veel mensen dat het slechts een nieuw label zou zijn voor bestaande DSM-activiteiten.
‘Deze campus is natuurlijk gebouwd op de fundamenten van DSM Research. Toen ik in 2012 zelf de overstap maakte van DSM om hier directeur te worden, was ruim 90% van de activiteiten nog van DSM en werkten hier ongeveer 1000 mensen in R&D. We hebben het vanaf dag één anders aangepakt. Ons doel was en is om een gezond en levendig ecosysteem te creëren waar veel verschillende partijen onderdeel van zijn. Grote bedrijven, MKB, startups, scale-ups en daarnaast ook onderwijs- en kennisinstellingen. We zijn nu tien jaar verder en de cijfers zien er heel anders uit. Er werken inmiddels ruim 3000 mensen op de campus, waarvan na de recente verkopen van enkele DSM-onderdelen nog slechts tachtig bij DSM. Van één bedrijf zijn we gegaan naar 110 verschillende partijen. En er lopen hier zo’n 1200 studenten rond, van mbo, hbo en universiteit, voor de praktische onderdelen van hun studie. Het is echt niet meer DSM.’
Zijn die nieuwe bedrijven niet vooral voortzettingen van DSM-activiteiten?
‘Nee, ons ecosysteem heeft aan magneetfunctie enorm gewonnen. Slechts een handjevol bedrijven hier zijn rechtstreeks voortgekomen uit DSM.’
‘Het sentiment in Den Haag was: ach, het zijn maar stenen’
Waarom willen bedrijven zich hier vestigen?
‘Om verschillende redenen, maar die zijn altijd terug te voeren op elementen van het ecosysteem. De mogelijkheid om talent te werven bijvoorbeeld. Er lopen hier veel studenten rond, wat aantrekkelijk is voor bedrijven. Partijen komen hier ook omdat er al andere bedrijven zitten die voor hen interessant zijn, als leverancier of als klant of als technologiepartner. Er zijn ook bedrijven die komen vanwege de infrastructuur, zoals onze pilotplantfaciliteiten of de cleanrooms. Soms zijn het spin-outs van lopende activiteiten of vanuit publiek-private samenwerkingen die aansluiten bij de kennisdomeinen hier op de campus. Een voorbeeld is Vertoro, dat is voortgekomen uit de TU Eindhoven en is gegroeid in het Chemelot InSciTe programma. Uit biomassa-afvalstromen maken zij lignine-olie, een brandstof voor de scheepvaart. Nu is de fase richting scale-up aangebroken en daarvoor moeten ze een demonstrator plant neerzetten. Die bouwen ze hier in onze multipurpose pilotfaciliteit.’
Mag iedereen hier komen?
‘Nee, we zijn altijd selectief geweest. Als een bedrijf zich hier wil vestigen, moet het ecosysteem er iets aan hebben en die partij in kwestie ook. Voor een campus is het essentieel dat je een duidelijk profiel hebt; er moet inhoudelijke binding tussen de partijen zijn. Ik krijg vaak de vraag: ‘Hoe zit het dan met IP [intellectueel eigendom, red.]?’. Maar daar gaat niet over. Veel belangrijker is dat techneut A in het restaurant aan de praat raakt met techneut B van een ander bedrijf, en dan blijkt dat B ervaring heeft met het type probleem waar A nu mee worstelt. Het draait om de gedeelde ervaring met de verschillende stappen die je moet doorlopen om van een idee een succesvolle toepassing te maken. Hoe ga je van het lab naar de grote, commerciële schaal? Die industriële valorisatie vraagt een aantal complexe stappen. Daar heb je ervaring voor nodig – het is geen academische wijsheid, het gaat om het type probleem, los van de specifieke inhoudelijke details. Hier op het terrein is de ervaring aanwezig rondom al die verschillende fasen en stappen in dat proces. Daar kun je ontzettend veel aan hebben.’
Je bent ook voorzitter van het Nationaal Campussen Overleg dat tien campussen omvat. Maar Nederland telt veel meer scienceparken. Waarom zitten deze tien in dat overleg?
‘Dit zijn de tien campussen die door Buck Consultants, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, zijn gedefinieerd als ‘volwassen’. Die lijst is voor ons het uitgangspunt; wij selecteren niet zelf de leden van het overleg. Als er nieuwe campussen worden toegevoegd aan die lijst, dan zal het overleg worden uitgebreid.’
In hoeverre lijken die campussen op elkaar? Wat bindt jullie, behalve die top-tiennotering?
‘Deze tien campussen zijn heel verschillend, zowel qua inhoudelijke focus als in organisatie, eigendom en historie. Sommige campussen zijn een afdeling van een universiteit, andere zijn opgezet door een gemeente en weer andere, zoals wij maar ook de High Tech Campus in Eindhoven, zijn echte bedrijfscampussen. Maar naast al die verschillen werken we allemaal aan het opbouwen van een bruisend ecosysteem, hebben we heel vergelijkbare wensen en lopen we tegen dezelfde problemen aan.’
Zoals?
‘Waar alle campussen tegenaan lopen is de vraag waar je steeds weer de financiering vandaan haalt om je faciliterende rol te vervullen. Om die ecosystemen werkelijk op te bouwen en gezond te laten worden. Als dat lukt gaat innovatie sneller, zijn startups succesvoller en trek je weer anderen aan. Maar daar heb je enerzijds mensen voor nodig, de ’oliemannetjes’, die zorgen voor die verbinding op inhoud tussen partijen op de campus en met nieuwe partijen daarbuiten. En anderzijds heb je geld nodig om infrastructuur te bieden die je niet commercieel gefinancierd krijgt. Denk aan technische faciliteiten voor startups zoals cleanrooms, of bijvoorbeeld een communitygebouw. Dat valt overal tussenin, terwijl dat nou juist zo belangrijk is, omdat het een campus tot een campus maakt.
‘Er lopen hier nu 1200 studenten rond. Het is echt niet meer DSM’
Daarom hebben we in de voorfase van de tweede ronde een voorstel gedaan bij het Groeifonds om op iedere campus een centrale, herkenbare faciliteit op te zetten die de onderlinge verbinding kan vormgeven, de coherentie kan versterken, en het profiel – of dat nou AI is of circulariteit – verder kan ontwikkelen. Hoe verschillend de campussen ook zijn, iedereen heeft behoefte aan zo’n faciliteit. Wat ons zo bevreemdde, is dat het voorstel meteen werd afgeschoten. Het is heel moeilijk om op het niveau van de rijksoverheid over de bühne te krijgen dat de campussen – en niet alleen deze tien, maar scienceparken in het algemeen – echt onderdeel zijn van de nationale innovatie-infrastructuur. Dat idee landt nog niet in Den Haag.’
Waar ligt dat aan?
‘Wat je ziet als het gaat over innovatie, is dat de overheid altijd heel sterk de wetenschappelijke kant en infrastructuur benadrukt, maar dat is slechts een onderdeel. Juist die ecosysteemfunctie van de campussen is zo belangrijk om van een eerste, wetenschappelijk resultaat méér te maken. Je zag het ook heel duidelijk in de discussie rond de buitenlandse overname van de High Tech Campus vorig jaar. Het sentiment in Den Haag was ’ach, het zijn maar stenen’. Het is toch raar dat je je als overheid niet bekommert om die essentiële elementen in je innovatie-infrastructuur, want dit is waar partijen elkaar vinden. En die vinden elkaar niet zomaar: daar heb je mensen en faciliteiten voor nodig die die verbinding aanbrengen. Op de een of andere manier wordt dit in Den Haag niet zo gezien.
‘Met een financiële partij als eigenaar was die investering nooit gelukt’
De campusorganisatie in Eindhoven wordt nu geleid door een vastgoedbelegger en die stuurt op financieel rendement. En daarachter zit nog weer een fonds van de Singaporese overheid, dat misschien ook op heel andere dingen wil sturen. Als ik hier zou moeten sturen op direct financieel rendement, zou ik andere keuzes maken. Dan zou ik geen faciliteit voor starters bieden, want dat is te risicovol. Dat zou ik vooral datgene doen wat het meeste opbrengt. Maar als ik een ecosysteem wil bouwen, dan kies ik andere dingen. Wij hebben in het verleden vijf miljoen geïnvesteerd in cleanroomfaciliteiten voor PharmaCell, dat contractonderzoek doet rond celtherapie. Dat was tweemaal bijna failliet gegaan. Een flinke stap en een risico, maar dat is soms nodig. Voor startende bedrijven is de overbrugging van lab-idee en eerste concept naar grootschalige productie vaak heel moeilijk te overbruggen. Inmiddels is PharmaCell onderdeel geworden van Lonza, dat zich ook hier heeft gevestigd. Er werken nu 400 mensen en het is een van onze grootste groeiers, waar bijvoorbeeld ook 300 miljoen COVID-vaccins per jaar worden gemaakt. Maar met een financiële partij als eigenaar was deze investering nooit gelukt.’
Maar politiek Den Haag ziet het niet als een probleem?
‘De standaardreactie is dat er geen instrumenten voor zijn, maar dat men het wel heel belangrijk vindt. Omdat we hier weinig vooruitgang zagen, hebben we de politieke weg bewandeld. Onlangs heeft VVD-kamerlid Pim van Strien een motie ingediend om aandacht hiervoor te vragen. Nu ligt er een opdracht bij de Minister van EZK om met de campussen in overleg te treden. In de loop van deze maand zal EZK ook met een notitie komen over hoe ze de vragen van de campussen duiden en hoe ze de rol van de campussen zien. Er wordt zeker serieus naar gekeken.’
Wat willen jullie concreet van de overheid?
‘Financiële ondersteuning om die verbindende rol op een structurele manier in te vullen met mensen en infrastructuur. Daarnaast is er behoefte aan een heldere visie ten aanzien van het vestigingsklimaat op nationaal en regionaal niveau. Dan gaat het over mobiliteit en over de woon- en werkomgeving. Innovatie draait om talent. Hoe binden we mensen aan een campus? Want als mensen er niet kunnen komen of de woonomgeving voldoet niet, dan krijg je ze niet. Ook op dat niveau hebben we structurele aandacht en financiering nodig van de overheid.’
En lobbyen jullie dan alleen voor de eigen tien campussen?
‘Nee, ik zou die structurele financiering graag ook voor de andere campussen zien, want ook de campussen die nog minder ver zijn ontwikkeld, moeten die verbindende rol invullen. Al die campussen horen bij het nationale innovatiesysteem. Als er iets gaat komen, dan moet dat breed.’
CV Bert Kip
1984 chemische technologie, Universiteit Twente
1987 promotie, Technische Universiteit Eindhoven
1987 - 2012 DSM Research, laatste functie directeur DSM Resolve
2012 - heden directeur Brightlands Chemelot Campus
2016 - heden voorzitter Nationaal Campussen Overleg
2020 - heden bestuurslid NWO-domein Toegepaste en Technische Wetenschappen
Nog geen opmerkingen