Het Nederlandse kabinet paste eind november de PFAS-norm aan op basis van ‘tijdelijke’ meetresultaten. Het RIVM bouwt nu aan een definitief beeld. Ondertussen rijst de vraag: kunnen we dergelijke lage concentraties van deze persistente stoffen wel betrouwbaar meten?

Geüpdatet: 6 februari 2020

Sinds vorig jaar zomer is er in Nederland veel te doen om de ‘0,1 µg/kg-norm’ voor met PFAS vervuilde grond. Bij gebrek aan voldoende kennis over deze klasse persistente stoffen, besloot het kabinet op de – volgens de wet in dat geval voorgeschreven – laagst mogelijk meetbare grens te gaan zitten. Omdat de bouw vervolgens geen kant meer uit kon (zie het eerdere artikel in ons magazine), presenteerde het kabinet eind november al een beter onderbouwde norm die de teller zette op 0,8 µg PFOA/kg en 0,9 µg PFOS/kg voor hergebruik in natuur- en landbouwgebied – voor hergebruik in grondwaterbeschermingsgebieden geldt onveranderd 0,1 μg/kg; klik hier voor een overzicht van de aangepaste normering).

Achtergrondwaardes

Waar het aan ontbrak om direct in juli vorig jaar al een realistischere norm te kunnen vaststellen, waren achtergrondwaardes van PFAS in de Nederlandse bodem. Daarom heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van het ministerie in de tweede helft van vorig jaar met spoed tijdelijke waardes afgeleid voor de twee belangrijkste stoffen uit deze groep, PFOA en PFOS. Milieu-onderzoeker bij het RIVM Arjen Wintersen: ‘Met oog op het korte tijdsbestek konden we de metingen nu niet zelf uitvoeren. Gelukkig konden we gegevens gebruiken van gemeentes, provincies en waterschappen uit al in gang gezette onderzoeken.’

‘We meten de aanwezigheid van dertig stoffen in de bodem en het grondwater’

Er zijn dus nu tijdelijke achtergrondwaardes voor PFOA en PFOS vastgesteld. Ondertussen werkt het RIVM aan eigen metingen die deze zomer een definitief overzicht moet opleveren. Wintersen: ‘Daarbij gaan we op tweehonderd plaatsen in Nederland meten. In honderd gevallen op onverdachte plaatsen, zoals in landbouwgebieden en natuur, en in de andere helft op meer beïnvloede gebieden zoals industriegebieden en steden. Daarbij meten we de aanwezigheid van dertig stoffen op twee dieptes in de bodem en ook op grondwaterniveau.’

Onder die dertig stoffen vallen logischerwijs PFOA en PFOS, waarvan we – op basis van het huidige nog diffuse beeld – weten dat ze overal in onze bodem voorkomen, aldus Wintersen (zie voor de complete lijst hier). Ook fluortelomeren worden meegenomen. Deze stoffen werden het alternatief voor PFOS in blusschuim, na het Europese verbod op PFOS in 2010. PFOA wordt sinds 2017 uitgefaseerd en is per 2020 helemaal verboden in de EU.

GenX

Je zou wellicht ook GenX, de vervanger van PFOA, op deze lijst verwachten, maar deze stof zit op de ‘reservebank’. Wintersen: ‘Vooralsnog zien wij GenX alleen terug in bodemmonsters van bronlocaties, zoals Chemours in Dordrecht, en niet daar buiten.’ De beredenering hierachter is dat GenX minder geëmitteerd is dan PFOA omdat het korter op de markt is, en dat GenX mobieler is dan zijn voorganger waardoor het makkelijker uit de toplaag verdwijnt.

’We moeten goed nagaan of we niks missen’

Dit neemt niet weg, beaamt ook Wintersen, dat GenX wel degelijk in het grondwater kan terechtkomen. ‘Dan heeft het probleem zich enkel verplaatst, net zoals we ook andere broertjes en zusjes van PFOA en PFOS aantreffen in de waterbodem.’ Daarom zal het RIVM GenX steekproefsgewijs meenemen in haar onderzoek. De RIVM-onderzoeker benadrukt vervolgens: ‘Voor elk monster voeren we een zogenoemde TOP-analyse uit (total oxidizable precursor­-analyse, red). Daarmee maken we ook de precursors van PFAS zichtbaar.’ Zo kunnen stoffen die de advieslijst niet haalden (het blijft een compromis, aldus Wintersen) alsnog in het vizier komen.

Op dit moment zegt Wintersen geen aanwijzingen te hebben dat onderzoekers naast PFOA en PFOS nog andere PFAS op grote schaal in de bodem zullen aantreffen. Wintersen: ‘Tegelijkertijd weten we nog te weinig over de bronnen van PFAS naar het milieu. Daarom is het belangrijk dat we goed nagaan of we niks missen.’

Meetbaarheid

In de media vragen diverse experts, waaronder Jacob de Boer van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, zich ondertussen hardop af of het überhaupt wel mogelijk is om die 0,1 µg PFAS per kilogram stof betrouwbaar te meten. Wintersen maakt zich daar weinig zorgen over. ‘Betrokken laboratoria geven aan de bepalingsgrens van 0,1 µg PFAS/kg monster volgens de NEN-norm 7777 betrouwbaar te kunnen meten. Daarbij is het essentieel dat het monster niet-contamineert en homogeen is.’

Toch startte het RIVM recent een versneld ringonderzoek. Wintersen legt uit: ‘Zelf zagen we structurele verschillen tussen labs vooral toen de analyses net gestart waren. Dat neemt niet weg dat we de kritiek serieus nemen.’ Aan het onderzoek werken tien laboratoria mee die al bestaande, homogene monsters met een zo representatief mogelijke bandbreedte gaan testen. De resultaten worden binnenkort verwacht; hou onze site in de gaten voor de uitkomst.

De Boer, hoogleraar milieuchemie en toxicologie aan de VU, voert al sinds de jaren 2000 internationale PFAS-ringtesten uit en is voorzichtig met het over een kam scheren van alle PFAS-metingen. ‘Met goede apparatuur, kortom een voldoende hoge gevoeligheid, zijn PFOS, PFOA en GenX bij die lage concentratie goed te meten. Maar dat je als lab geaccrediteerd bent, is niet altijd een garantie dat je ook tot op dat niveau kunt meten. Dat hangt samen met de kwaliteit van je LC-MS-systeem, de geijkte methode om deze stoffen te meten. Wij zien tussen verschillende fabrikanten duidelijke kwaliteitsverschillen.’

’0,8 µg PFAS/kg vind ik een prima werkbare concentratie’

Daarbij zet De Boer wel een vraagteken bij de werkbaarheid van die 0,1 µg PFAS/kg als bepalingsgrens. ‘Hoe dichter je bij de bepalingsgrens komt hoe groter de fout die je introduceert. Nabij de 0,1 µg PFAS/kg kan dat oplopen tot 100 %; al meet je dan dus alsnog tussen de 0 en 0,2 µg. Die foutenmarge loopt snel terug als de concentratie omhoog gaat.’ Voor de aangepaste norm van 0,8 µg PFAS/kg gaat het om ongeveer 25 % afwijking. ‘Dan meet je dus in een gebied tussen de 0,6 en 1 µg. Dat vind ik een prima werkbare situatie.’

Samenloop

De aanleiding voor het vrij abrupte en forse besluit afgelopen zomer kun je een samenloop van voortschrijdend inzicht noemen. ‘Tot voor kort namen we aan dat PFAS zich enkel op bronlocaties ophoopt, zoals op oefenplekken van de brandweer, op het terrein van Chemours en dat van Schiphol’, vertelt Wintersen. Op de luchthaven woedde in 2008 een flinke brand. Het PFOS-bevattende bluswater verdween in de grond. In 2018 kwam dit aan het licht tijdens werkzaamheden. ‘Dat je deze stoffen in lagere concentraties overál in Nederland aantreft, is pas recenter bekend geraakt’, vertelt Wintersen.

De vervolgvraag is of blootstelling hieraan schadelijk is. Wintersen: ‘De Europese autoriteit voor voedselveiligheid EFSA heeft de innamegrens voor verschillende PFAS de voorbije jaren naar beneden bijgesteld; ook dat is vooruitschrijdend inzicht (zie voor de PFOS- en PFOA-waardes van de EFSA uit 2018 hier; het RIVM hanteert in 2018 afgeleide relative potency factors, zie hier). Daardoor kan een lagere blootstelling uit meerdere bronnen, zoals bodem, voeding en lucht, er al voor zorgen dat je aan de maximale innamegrens komt.’

De EFSA komt in het eerste kwartaal van 2020 met nieuwe waardes. Die kun je vervolgens omrekenen naar aanvaardbare concentraties in de (water)bodem. Wintersen: ‘De nieuwe innamegrenzen van de EFSA nemen we als uitgangspunt voor ons rapport dat in de zomer verschijnt.’

Europees verbod?

Nederland wil dat er een Europees verbod komt op niet-essentiële stoffen uit de PFAS-familie. Dat maakte minister Stientje van Veldhoven van Milieu op 19 december bekend in de milieuraad in Brussel. Van Veldhoven wil specifieke verbindingen alleen nog tolereren als ze onmisbaar zijn voor de productie van bepaalde artikelen. Zie voor meer informatie onder meer het FD.