Ook voor de laboratoriumsector is de ambitie om zo min mogelijk afval te genereren. Otto van de Beek past de principes reparatie, hergebruik en refurbishing toe op alle laboratoriumapparatuur van de Universiteit Utrecht. Geen apparaat verdwijnt zomaar naar de stort.
Otto van de Beek, senior instrumentmaker van de faculteit Bètawetenschappen van de Universiteit Utrecht is van kinds af aan gewend om niets zo maar weg te gooien: ‘Mijn grootvader leerde me dat je alles wat nog goed is, in de toekomst kunt gebruiken.’ Die filosofie hanteert Van de Beek ook in zijn werk. ‘Reserve-onderdelen zijn onmisbaar. Gaat er een onderdeel stuk, dan is het niet per se nodig om meteen een nieuw apparaat aan te schaffen. Heb je de essentiële onderdelen op voorraad, dan kun je het wellicht repareren. Dat kost wel tijd, maar het moeten opschuiven van onderzoek omdat een apparaat niet werkt, kost veel meer tijd. Als laboratoria hun apparatuur afdanken, ga ik kijken of ik er nog iets mee kan doen. Als het om specialistische apparatuur gaat, haal ik er een expert bij, om te zien of het nog te repareren valt. Of misschien kunnen onderdelen als spare-parts dienen.’ Van de Beek gaat niet zomaar aan apparaten sleutelen. ‘Ik heb in mijn werk te maken met een serieus veiligheidsaspect. Ik overleg daarom altijd met de interne arbodienst. Recycling is belangrijk, maar de risico’s moeten niet worden onderschat. Als een installatie naar een ander laboratorium verhuist, moet deze eerst gedecontamineerd worden.’
Als lid van de KNCV, KVCV, NBV, of NVBMB heeft u onbeperkt toegang tot deze site, u kunt hier inloggen.