Kankercellen laten uithongeren, dat is wat Fabricio Loayza-Puch het liefst doet. Eind januari ontving hij hiervoor de Antoni van Leeuwenhoek Prijs.
‘Verrast was ik zeker dat ik tot de genomineerden behoorde, dat had ik totaal niet verwacht’, zegt de Boliviaanse Fabricio Loayza-Puch (36). Hij ontving de Antoni van Leeuwenhoekprijs voor een veelbelovende techniek waarmee hij de afgelopen zes jaar de voedingsbehoeftes van kankercellen in kaart heeft gebracht, in de groep van Reuven Agami aan het NKI in Amsterdam. ‘We weten nu dat tumoren afhankelijk zijn van bepaalde aminozuren voor hun groei en dat het verschilt per tumor welke dat zijn.’ Zo hebben nierkankercellen proline nodig voor om te groeien. Er ontstaat een tekort van dat aminozuur in de cellen als je de productie daarvan remt met CRISPR-Cas. Vervolgens stopt de tumorgroei.
Aminozuur aflezen
Loayza-Puch benadrukt de complexiteit van het veld: ‘Daardoor ben ik ook zo enthousiast over de moleculaire oncologie’, zegt hij. ‘Met de techniek die we nu hebben ontwikkeld, kunnen we de dieetwensen per tumor bepalen door te kijken naar de eiwitfabrieken van de cel, de ribosomen. Ribosomen lezen voor elk aminozuur een triplet van nucleotides af, een codon. Tijdens dat proces stoppen ze soms en dat is dan het signaal voor ons dat er blijkbaar een tekort is aan het betreffende nucleotide in de cel.’ Loayza-Puch isoleert vervolgens het ribosoomcomplex en kan dan na sequencing achterhalen bij welk aminozuur het eiwitfabriekje hapert. Hij doet dit zowel met cellijnen als met muismodellen, maar dat is niet voor elk type kanker toepasbaar. ‘Voor borstkanker hebben we alleen muismodellen, omdat deze cellen in vitro moeilijk in stand te houden zijn.’
In Europa lag mijn kans op succes
Betere kansen
Zijn interesse in de wetenschap heeft Loayza-Puch al van jongs af aan. ‘Mijn vader liet me vroeger in Bolivia populaire biologietijdschriften lezen. Dat heeft mijn interesse in de biologie al vroeg gewekt. Ik wilde verder in de moleculaire oncologie en het liefste in de VS of Europa, want daar had ik betere kansen. De meeste Zuid-Amerikanen vertrekken daarheen voor een promotieonderzoek.’
Japan
Voordat hij in Amsterdam terechtkwam, promoveerde hij aan de Kyoto-universiteit in Japan. ‘Een vriend van me raadde mij aan voor een beurs in Japan te gaan, dat lukte uiteindelijk ook nog. Daar werkte ik aan microRNA’s en hun interactie met tumorcellen.’ In Japan genoot hij van het onderzoek, maar minder van het werkklimaat. ‘Werkdagen van twaalf tot zestien uur zijn daar normaal. Gelukkig hoefde ik daar als student nog niet aan mee te doen, maar als ik was gebleven wel.’
Via de microRNA’s kwam Loayza-Puch op een conferentie in de VS in contact met Agami, die hem vroeg naar Amsterdam te komen. ‘Niet lang daarna hebben we de focus van het onderzoek verschoven naar het metabolisme van tumorcellen. De microRNA’s verdwenen toen naar de achtergrond.’
De Nederlandse cultuur was een welkome afwisseling. ‘Ik voel me thuis in Amsterdam, de stad is erg leefbaar. Als ik de financiering rondkrijg, start ik mijn eigen lab ergens in Europa. De levensstijl in deze Westerse cultuur bevalt me wel, er is een goede balans tussen werk en privé.’
Nog geen opmerkingen