In september start de pilot van het Da Vinci masterprogramma, waarin studenten in interdisciplinaire groepjes aan duurzaamheidsvraagstukken werken. Het programma richt zich op alfa, bèta en gamma-studenten, maar met een omvang van 30 ECTS is het nog onduidelijk hoe ze dit in hun master gaan verwerken. ‘Je hebt tijd nodig om echt dingen te maken en te veranderen.’

Eén vraagstuk, een handvol studenten en 20 weken tijd om tot een praktische oplossing te komen. Dat is de insteek van het Da Vinci-masterprogramma, een samenwerking van de universiteiten van Utrecht, Eindhoven en Wageningen. Partners als het UMC Utrecht, AkzoNobel en Unilever leveren praktische duurzaamheidsvraagstukken die een interdisciplinaire groep studenten via methoden uit design- en system thinking probeert te beantwoorden.

Het programma focust op impact, zegt Fieke Sluijs, facilitator design thinking trajecten bij de Universiteit Utrecht en medeontwerper van het onderwijsprogramma. De studenten zetten hun eigen expertise in, maar moeten uiteindelijk een integrale oplossing kiezen. Alle studierichtingen zijn welkom. Ze werken in groepjes van vier tot zes studenten aan een challenge en leveren uiteindelijk een gevalideerd prototype op. Dat is goed voor 30 ECTS, oftewel een half jaar voltijds studeren. Daarmee is het masterprogramma een stuk omvangrijker dat het al lopende Da Vinci bachelorprogramma.

‘Je kunt pas kiezen wat je aan moet pakken als je het grotere geheel overziet.’

Hefboomeffect

HR_Visual_Storytelling_Factory_2019_photo_by_Sander_van_Wettum (5 of 69)

Fieke Sluijs

Beeld: Sander van Wettum

Design thinking is ontstaan in de managementtheorie en is bedoeld om grip te krijgen op innovatieprocessen. Een creatief proces lijkt ingewikkeld en chaotisch, maar je kunt het systematisch aanpakken. ‘Creatieve processen passen niet in lineair projectmanagement. Deze methode biedt uitkomst omdat het systematisch is en tegelijkertijd ruimte biedt voor experiment.’ Een ander kenmerk is empathie. Je moet de ontwerpcriteria vanuit de eindgebruiker formuleren. De studenten moeten zelf experimenteren en na acht weken een eerste prototype opleveren, omdat blijkt dat ze veel meer leren door prototypes te testen dan door blauwdrukken te maken.

Bij systems thinking hanteer je een holistisch perspectief. Zo kun je grip krijgen op het grotere geheel en bepalen waar in het systeem een hefboomeffect naar verwachting het grootst zal zijn. Sluijs noemt als voorbeeld een casus van AkzoNobel over duurzame verf. ‘Je kon op basis van de casus allerlei problemen formuleren. Je wilt bijvoorbeeld de lege verfemmers met restjes terugnemen om te recyclen, maar bouwmarkten mogen dat niet doen, omdat het chemisch afval is: een juridisch probleem. Daarnaast moet de verf net zo goed presteren als normale verf en moeten klanten de nieuwe verf omarmen. Je kunt pas gerichte keuzes maken als je het grotere geheel overziet.’

Deelnemers kunnen hun persoonlijke voorkeur voor bepaalde projecten opgeven en de organisatie maakt vervolgens groepen. Daarbij proberen ze studenten met verschillende achtergronden zoveel mogelijk te mixen. ‘Diversiteit is belangrijk voor succes in innovatie’, zegt Sluijs. ‘Meer perspectieven leiden ertoe dat je creatievere ideeën en meer integrale oplossingen krijgt. In het bachelorprogramma zien we ook dat de studenten ontzettend veel leren van samenwerken met andere disciplines.’

Alfa, bèta, gamma

Hoewel de deelnemers een prototype opleveren, moet het programma uiteindelijk zogeheten ‘sustainability changemakers’ voortbrengen. In de eerste week krijgen de deelnemers les in design en systems thinking, werken in interdisciplinaire teams en verdiepen ze zich in hun casus. Vanaf week twee werken ze twee tot drie dagen per week op locatie bij hun partnerbedrijf, krijgen ze één dag theoretische ondersteuning en besteden ze de laatste dag aan hun persoonlijke portfolio. ‘Daar kunnen ze reflecteren op wat ze aan het leren zijn en persoonlijke leerdoelen stellen. Aan het einde van de rit organiseren ze een soort mini-designweek waarin ze hun prototype presenteren.’

Studenten hebben al veel te kiezen, ook op het gebied van duurzaamheid, dus past zo’n intensief programma van een half jaar wel binnen eenjarige masters? Tot nu toe komen de aanmeldingen vooral van studenten die een twee- of driejarige master volgen en de verwachting is dat er weinig alfa- en gammastudenten aansluiten. Die studierichtingen kennen vooral eenjarige masters. Sluijs erkent dit probleem, maar benadrukt het belang van de hoeveelheid uren. ‘Je hebt tijd nodig om dingen te maken en echt te veranderen. Met tien tot vijftien ECTS komen ze nauwelijks aan een experiment toe, laat staan aan implementatie.’