Stop de drukpersen: in de digitale samen­leving valt meer te verdienen met gespecia­liseerde hightech-printtechnieken. Océ in Venlo ging met zijn tijd mee en nam een duik in de vloeistofmechanica.

‘Soms weet de klant niet wat er allemaal kan’, vertelt Richard van Hameren, department manager R&D bij Océ-Techno­logies. Hij ontvangt ons in het Customer Experience Center in Venlo, een voormalige productiehal waar Océ bestaande en nieuwe klanten uitnodigt om de vele mogelijkheden van zijn printtechnologieën te ontdekken. ‘Wij leren er ook van: waar is de klant mee bezig, waar beweegt hij naartoe?’

De tijd dat Océ vooral kopieermachines maakte, is al tijden voorbij. Het bedrijf focust op printen. Een jaar of tien geleden koos het voor geavanceerde inkjetprinttechnieken in plaats van toners. ‘Met inkjet haal je veel hogere snelheden en je kunt er veel meer mee’, legt Van Hameren uit. ‘We richten ons sindsdien vooral op wat we graphic arts noemen. De markt voor klassiek, analoog drukwerk neemt af. Maar sommige digitale printmarkten groeien juist met grote percentages, tot wel 20 % per jaar. Het grote voordeel van digitaal printen is dat je informatie kunt aanpassen aan specifieke wensen en produceren in kleine aantallen. Dat verhoogt de attentiewaarde bij de ontvanger, én levert de producent kostenbesparingen op. Denk daarbij eens aan lagere voorraadkosten.’

 

Eigen technologie

In de hal staat nog wel een machine die toner gebruikt voor boeken in kleine oplages, zoals proefschriften. Maar de inkjetprinters overheersen. ‘Deze joekel is de VarioPrint i300, die 300 pagina’s per minuut afdrukt’, vertelt Van Hameren. ‘Het was de eerste cutsheet piëzo-latex-inkjetprinter ter wereld.’ Piëzo verwijst naar de werking van de printkop en cutsheet naar het gebruik van losse vellen, de latex is de inkt op waterbasis. ‘Hij is hier in Venlo ontworpen op basis van eigen technologie. Wij besteden veel onderzoeksgeld aan het verbeteren van de eigenschappen van onze inkten en printkoppen. De opgedane kennis geven we niet graag cadeau aan onze concurrenten.’

Die inkt en de printkoppen werken bij elke productlijn anders. Van Hameren laat een printer zien waarmee inktlagen op elkaar worden gelegd (zie foto), zodanig dat je braille kunt printen, of de textuur kunt reproduceren van olieverfschilderijen. Met deze 2,5D-techniek kun je printtoepassingen bedenken die voorheen niet mogelijk waren. Even verderop staat een enorme tafel waar een kop overheen scheert om canvas, panelen of zelfs laminaatvloeren te bedrukken, die het bedrijf gebruikt in in­terieurs en voor decoraties. ‘Deze werkt met acrylaten die je laat uitharden met uv-licht.’

Daarnaast staat een veel kleiner apparaat met inktreservoirs vol centimetergrote, gekleurde bolletjes. ‘Het is een wasco-achtige hars, die je opsmelt bij 130 °C. Vloeistof­druppels hebben tijd nodig om te verdampen, maar deze landen op het papier en zijn vrijwel meteen droog.’ De inkt kan dus nauwelijks in de vezels trekken, wat haarscherpe lijntjes oplevert. ‘We gebruiken dit voor technische tekeningen, maar ook voor de point of purchase-markt: displays en posters die in winkels staan of boven de schap­pen hangen en regelmatig worden vervangen.’

 

‘De hars landt op papier en is vrijwel meteen droog’

De nieuwste telg heet Colorado 1640. Die bedrukt media vanaf de rol met Océ’s nieuwe uv-geltechnologie. Als inkt dient een gel die in de printkop, bij een relatief lage temperatuur, eventjes dun vloeibaar wordt gemaakt om op het papier meteen weer te geleren. Pas als de complete afbeelding is geprint, laat je hem definitief uitharden met behulp van een uv-lamp. ‘Zo geef je de druppels de kans gecontroleerd verder te vloeien tot een glanzend oppervlak met mooie, intense kleuren’, legt Van Hameren uit. ‘Bovendien kun je veel sneller printen dan wanneer je bij elke beweging print en uithardt.’

 

Multidisciplinair

Bij R&D van Océ werken momenteel zo’n 800 mensen, van wie 250 met een fysische of chemische achtergrond. ‘De verhouding is zo’n beetje fifty-fifty, maar als chemicus doe je soms fysisch werk en omgekeerd. We zijn een multidisciplinaire matrixorganisatie’, verduidelijkt Van Hameren.

Zelf past hij daar uitstekend in. In Nijme­gen studeerde hij af in de anorganische chemie, met bio-informatica als bijvak. Hij promoveerde bij Roeland Nolte en Sylvia Speller op zelforganiserende katalysatordeeltjes, om meteen daarna bij Océ aan de slag te gaan als inkt-onderzoeker. ‘Ik heb overwogen aan de universiteit te blijven. Een of twee postdocs waren gaaf geweest. Maar ik hoefde niet per se hoogleraar te worden. En ook al doe je briljant werk, je bent erg afhankelijk van het toekennen van een Veni. Daarom heb ik ervoor gekozen om meteen naar de industrie gaan.’

 

‘We richten ons nu vooral op graphic arts’

De universiteit is echter nooit ver weg. Voor de latex-inkt in de i300 werkt Océ bijvoorbeeld samen met Joris Sprakel van Wageningen University & Research. ‘Die kan met diffusing-wave spectroscopy, DWS, volgen hoe de deeltjes zich door de vloeistof bewegen. Wij willen bijvoorbeeld weten hoe filmvorming werkt op deeltjesniveau, en wat het effect is als je verschillende polymeren verwerkt in je latex. Wij willen een printkop in Sprakels DWS zetten die heel kleine druppeltjes kan maken. Op die manier kunnen we er allebei van leren.’

Nog ambitieuzer is Fundamental Fluid Dynamics Challenges in Inkjet Printing (FIP), een in 2016 gestarte samenwerking met de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) en de universiteiten in Eindhoven en Twente. In totaal werken er veertien promovendi en postdocs met twee FOM groepsleiders aan mee, plus een aantal Océ-stafleden. Van Hameren: ‘We proberen samen basismechanismes te doorgronden, en daar kunnen dan mooie publicaties uit komen. Intern bepalen we vervolgens hoe we er gebruik van kunnen maken in onze eigen processen. Er zit een duidelijke strategie achter die vorm van samenwerking. On­der­zoekers en Océ-medewerkers willen samen de theorie beter begrijpen, zodat wij in een later stadium eventuele inktproblemen beter kunnen verklaren en oplossen.’

Van Hameren haalt een sterk vergrote momentopname van opbrekende druppeltjes te voorschijn, gemaakt in het Twentse lab van Detlef Lohse. ‘Deze zijn 10 picoliter. Op een gegeven moment worden ze zó klein dat de bepalende krachtenbalans compleet anders wordt.’

 

Respect

De geschiedenis van Océ gaat terug tot 1857. Sinds 2010 is Océ een onderdeel van het Japanse Canon-concern. ‘Ons portfolio op het gebied van productieprinten en breedformaat was complementair aan dat van Canon’, vertelt Van Hameren. ‘Qua sfeer en cultuur is er sindsdien niet veel veranderd, maar we hebben er wel veel profijt van. We proberen gebruik te maken van elkaars sterktes en in R&D werken we op bepaalde gebieden samen, zodat we geen dingen dubbel gaan doen. Het mooie is dat Canon onze manier van werken respecteert en blijft investeren in deze site en in Océ.’

Of hij zichzelf ziet eindigen in Tokio? ‘Uit nieuwsgierigheid heb ik het weleens overwogen. Maar om effectief te zijn als expat moet je daar minstens twee jaar zitten. Zo lang wil ik mijn gezin nu niet achterlaten.’