Moniek Tromp (RUG) wil kijken naar systemen terwijl ze werken, niet onder modelcondities. We spraken haar, kersvers hoogleraar materiaalchemie in Groningen, over knutselen aan spectrometers, de toekomst van de batterij en rolmodellen.
Het is een drukke periode voor fysisch chemicus Moniek Tromp (41), want de verhuizing van de Universiteit van Amsterdam naar de Rijksuniversiteit Groningen is nog niet helemaal afgerond. Tussen haar bezigheden door en de dag voor haar ‘zeer gewenste’ vakantie maakt ze tijd voor een interview in een café in de Utrechtse binnenstad. ‘Eind dit jaar moet alles overgebracht zijn naar Groningen, inclusief al onze apparatuur. Dan kunnen we weer gaan opbouwen.’
Tromp timmert aan de weg als materiaalchemicus, met name kijkend naar interacties tussen substraten en katalysatoren, in een context van duurzaamheid. Ze ontwikkelde daarvoor een eigen spectrometer, die ze nog steeds verder verfijnt. Daarnaast zet ze zich in voor meer gendergelijkheid in de bètawetenschappen. ‘We hebben simpelweg te weinig rolmodellen voor jonge meiden in de bètawetenschappen. Dat moet echt veranderen.’
Het valt me op dat je veel samenwerkt met bedrijven, bijvoorbeeld BMW en Varta. Hoe gaat dat in zijn werk?
‘Over het algemeen gaat het om onderzoek dat wat verder van hun core business afstaat, wat heel fundamenteel is, of waarvoor ze de kennis niet in huis hebben. Vaak is er een zekere mate van vrijheid en kunnen we veel zelf publiceren. Maar soms is er ook veel geslotenheid, zeker op het gebied van batterijtechnologie. Je merkt dat iedereen erg op zijn hoede is. We werken nu samen met een bedrijf dat al jaren onderzoek in een bepaalde katalysator heeft zitten en ons heeft gevraagd daarmee verder te gaan, maar het wil zijn eigen ongepubliceerde data niet met ons delen. Deels begrijpelijk, maar ook frustrerend en inefficiënt. Heel suf.’
Bedrijven kloppen ook bij je aan omdat je beschikt over een zelfontwikkelde röntgen-spectrometer, iets wat NWO bestempelde als ‘pionierswerk’. Wat maakt die zo bijzonder?
‘We bekijken met onze spectrometers katalytische systemen terwijl ze echt werken, niet onder modelcondities of in modelsystemen. De spectrometer is heel modulair en bestaat uit allemaal bestaande ideeën die we hebben samengevoegd en verbeterd. Er zijn ook veel bedrijven en onderzoeksgroepen die eraan bijdragen, en sommige willen het graag voor ons commercialiseren. Ook zijn andere groepen en bedrijven bezig met commerciële apparaten. Maar dan krijg je een black box en dat wil ik niet, ik wil er zelf aan kunnen sleutelen. Ik wil de spectrometer voortdurend kunnen optimaliseren aan de onderzoeksvraag, niet andersom.’
‘In Groningen gaat de transitie naar duurzame energie de mensen persoonlijk aan’
Wat zijn je toekomstplannen met de spectrometer?
‘We willen ons wagenpark gaan uitbreiden en aanbieden als een service aan Nederland. Het maakt ook deel uit van een Roadmap-project dat we samen hebben ingediend met Utrecht en Eindhoven. Dat is trouwens extra belangrijk geworden nu de Nederlandse bijdrage aan de Nederlands-Belgische beamline van de ESRF (European Synchotron Radiation Facility in Grenoble, red.) eind 2020 wordt stopgezet, omdat NWO andere budgetkeuzes heeft gemaakt. Het verlies van toegang voor Nederland op die beamline kost de Nederlandse onderzoekswereld meettijd, en dat hopen we te kunnen opvangen met uitbreiding van onze eigen spectrometers. Je kunt dan beter voorbereid naar een synchrotron en alleen die experimenten in het synchrotron doen waarvoor echt hoge intensiteit nodig is.’
Een deel van je onderzoek richt zich op het karakteriseren van materialen en mechanismes in batterijen. Waar zit nog ruimte voor verbetering?
‘Wat betreft lithiumiontechnologie zitten we helemaal niet ver van het theoretische maximum aan energiedichtheid. Aan de reductiepotentialen kunnen we niets veranderen, die zijn wat ze zijn. Echt grote doorbraken moeten we zoeken in andere combinaties van materialen en technologieën, denk ik. Maar capaciteit is maar één kant van het verhaal. Deactivering van de batterij (het verschijnsel dat de capaciteit afneemt na verloop van tijd, red.) is ook een universeel probleem dat we nog niet goed begrijpen. Veel van ons onderzoek richt zich daarop. En bedenk dat de toepassing heel bepalend is voor de eisen aan de batterij en dat we dus andere oplossingen en materialen kunnen gebruiken. En minstens zo relevant is het onderzoek naar nieuwe elektrodematerialen die bijvoorbeeld niet giftig zijn, goedkoper, of niet afkomstig uit politiek instabiele landen.’
Wat zijn de meest boeiende ontwikkelingen uit je lab van de laatste tijd?
‘We hebben laatst filmpjes gemaakt van wat er in een lithiumzwavelbatterij gebeurt van anode naar kathode en weer terug. Lithiumzwavelbatterijen zijn relatief nieuw en hebben een veel hogere energiedichtheid dan lithiumionbatterijen, maar er zijn nog wat uitdagingen. Ons filmpje laat zien hoe zwavel zich door de cel beweegt, welke soorten zwavelverbindingen zich vormen en hoe reversibel de processen zijn. Zwavel dat na het opladen van de batterij niet meer beschikbaar is voor reactie doordat het zich bijvoorbeeld vastgezet heeft op de tegenelektrode, zorgt ervoor dat de batterij deactiveert. Een bedrijf als Shell heeft ook belangstelling voor dit onderzoek, want dat zit met een zwaveloverschot uit zijn petrochemische installaties die het zo op een nuttige manier zou kunnen gebruiken.’
Waarom ben je dit jaar met je lab van Amsterdam naar Groningen verhuisd?
‘De belangrijkste reden is de betere embedding: er zijn hier meer onderzoeksgroepen met voor mij relevante expertise. En er is ruimte om te groeien. Er lopen al vacatures, en er volgen er nog meer. Begin 2020 zitten we op zo’n vijftien mensen, hoop ik. Ten slotte is er in Groningen veel draagvlak voor ons onderzoek naar duurzame alternatieven en veel push vanuit de mensen en de regio, omdat de transitie naar duurzame energie de mensen hier persoonlijk aangaat.’
Daarvoor zat je een paar jaar in Southampton en in Duitsland, waar je aanvankelijk van plan was heel lang te blijven. Wat is er veranderd?
‘Dat draaide vooral om een cultuurverschil. Ik heb onderschat hoe conservatief ze daar op veel vlakken nog zijn ten aanzien van vrouwen in de wetenschap. Studenten hadden nog nooit een zwangere prof voor zich gehad. Sommige collega’s vonden dat ik thuis moest blijven toen ik eenmaal kinderen had. Dat deed ik natuurlijk niet. Integendeel, ik nam mijn baby soms mee naar meetings. Dat was voor veel Duitse collega’s echt schokkend.
Ze probeerden wel iets te veranderen en gingen bijvoorbeeld quota hanteren voor vrouwen in allerlei overlegstructuren, maar het gevolg was dat ik meer dan de helft van de tijd commissiewerk deed omdat ik nu eenmaal een van de weinige vrouwen in mijn vakgebied was.’
Is daar in Duitsland ook je wil om te knokken voor gendergelijkheid binnen de bètawetenschap aangewakkerd?
‘Ik ben daar een beetje ingerold, maar inmiddels gaat het me echt aan het hart. Ik hoor ook in Nederland nog steeds verhalen waar ik van schrik, er is nog zo veel gender bias. En trouwens ook op diversiteit in het algemeen. Iedereen is bevooroordeeld, ik ook. ’
Hoe kunnen we dat gaan veranderen denk je?
‘Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat kinderen tussen vier en zeven jaar oud daar extreem gevoelig voor zijn en dat wat je ze dan meegeeft, hun onbewuste denken voor de toekomst beïnvloedt. Hun bias wordt daar letterlijk ‘ingeprint’ in hun hersenen. Dus daar moeten we iets zien te bewerkstelligen. Met het VHTO (landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek, red.) gaan we naar basisscholen om kinderen bewust te maken van hun gender bias. In Engeland zijn ze daar al verder mee, ik heb daar wat ideeën van meegenomen. Vraag kinderen om een kapitein te tekenen, en ze tekenen altijd een man. Als er een vrouwelijke piloot de klas binnenkomt, zeggen ze ‘die is verkleed’. Ze zijn ook verbaasd dat ik een prof ben; hun beeld van zo iemand is een soort Einstein.’
Hoe kijk je aan tegen de beslissing van de Technische Universiteit Eindhoven om vacatures het eerste halfjaar alleen open te stellen voor vrouwen?
‘Ik wil ook een baan omdat ik goed ben, niet omdat ik vrouw ben. In Duitsland zei een vrouwelijke collega tegen me dat je vrouwen bewust op topposities neer móet zetten om mannen te laten zien dat vrouwen dit ook prima kunnen. Het is namelijk heel moeilijk om onbewuste vooroordelen en structuren op de werkvloer te doorbreken. Mensen nemen kandidaten aan die op zichzelf lijken, blijkt uit onderzoek. Voeg dat bij de old boys networks en het gebrek aan maatregelen om tijdelijk parttime te kunnen werken of simpelweg zwanger te kunnen zijn, en het wordt voor veel vrouwen heel moeilijk om ertussen te komen. Dus ik denk dat zo’n maatregel van de Technische Universiteit Eindhoven goed is. Het is op zijn minst de moeite waard om te proberen. Als je het op zijn beloop laat, verandert er weinig. Dan duurt het nog vijftig tot honderd jaar, dat is inmiddels wel bewezen. Waarmee ik niet wil zeggen dat dit de beste oplossing is, maar vertel me dan maar wat wél werkt.’
‘Er zijn te weinig rolmodellen voor jonge meiden in de scheikunde’
Je hebt al een stempel gedrukt op je vakgebied en daarbuiten, maar ook nog een lange carrière voor de boeg. Wat wil je nog bereiken?
‘Ik wil me inzetten om het Nederlandse onderzoeksklimaat te verbeteren en vriendelijker te maken, bijvoorbeeld het Nederlandse wetenschappelijke financieringsmodel. Competitie is goed en dat maakt dat het onderzoek dat we in Nederland doen zo goed is, ook internationaal gezien. Maar nu wordt slechts een fractie van de aanvragen gehonoreerd, dat betekent dat er veel tijd en energie wordt verspild. Terwijl het grootste deel van die afgewezen aanvragen óók goed zijn. Dat zorgt voor voortdurende druk en frustratie, een carrière lang. Ik weet niet of er een verband is, maar ik zie veel te veel collega’s om me heen uitvallen. Ik zou daar graag iets aan willen doen, de discussie hierover aangaan met de overheid en het veld.’
CV Moniek Tromp
2019-heden: bestuurslid Landelijk Netwerk van Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH)
2018-heden: hoogleraar materials chemistry, Rijksuniversiteit Groningen
2018-heden: voorzitter Dutch Catalysis Society (KNCV)
2014-2018: associate-hoogleraar sustainable chemistry, Universiteit van Amsterdam
2010-2014: hoogleraar catalyst characterisation, technische universiteit München
2004-2010: postdoc (2004-2007) en lecturer (2007-2010), University of Southampton
2000-2004: promotie inorganic chemistry and catalysis, Universiteit Utrecht
1995-2000: studie scheikunde, Universiteit Utrecht
Nog geen opmerkingen