Wat doet de Nederlandse verfindustrie om duurzamer te produceren in 2030?

De productie van verf en coatings leunt van oudsher zwaar op de petrochemische industrie. Maar ook deze tak wil vergroenen; In 2030 moet 50 % van de Nederlandse markt gebaseerd zijn op biobased bouwstenen, is de doelstelling van de Nederlandse branchevereniging voor de verfindustrie VVVF. Ontwikkelingen in die richting vinden zeker plaats, maar of Nederland die doelstelling gaat halen is de vraag.

Biobased bouwstenen ontwerpen en implementeren is een belangrijke, maar lastige uitdaging volgens Jacco van Haveren, expert in biobased chemicaliën bij Wageningen UR. “We staan niet op hetzelfde technologische niveau als de petrochemie. Die heeft al tachtig jaar gehad om te optimaliseren.” Implementeren is lastig, omdat de bestaande productie volledig is ingeregeld op de specificaties van de oude bouwstenen, zoals de spreiding in ketenlengtes in het geval van polymeren.

Behalve dat duurzaam produceren zorgt voor goede publiciteit, is er ook EU-regelgeving uit 2007 die de uitstoot van vluchtige organische stoffen van verven flink aan banden legt. Dit vereist nieuw onderzoek en volgens Van Haveren combineren bedrijven dit met onderzoek naar biobased grondstoffen.

 

Kansen

De overgang naar duurzame productie gaat niet eenvoudig en betrokkenen betwijfelen of de doelstelling haalbaar is. Cor Koning, senior science fellow bij DSM Coating Resins en hoogleraar polymeerchemie aan de TU Eindhoven, noemt de doelstelling van het VVVF een grote uitdaging. “De mogelijkheden zijn er, maar het moet wel kosteneffectief zijn en de eigenschappen van de duurzame producten moeten minstens zo goed zijn en liefst nog beter dan die van de olie-gebaseerde materialen.” Hij geeft aan dat voor allerlei bindmiddelen die DSM produceert – zoals polyurethanen, polyacrylaten en alkydharsen – al opties liggen voor duurzame productie.

Zeker voor alkydharsen zijn er kansen, want die bestaan in tegenstelling tot de andere bindmiddelen al voor 30 tot 50 % uit vetzuren die biologisch worden gewonnen uit plantaardige oliën. De hars bestaat verder uit onder andere aromatische dizuren, monozuren en het polyol pentaerythritol. “Dat polyol is tegenwoordig verkrijgbaar als biobased grondstof uit Scandinavië. Als je dat toepast in de alkydverf heb je een verf die voor ruim 60 % bestaat uit biobased grondstoffen. Verder hebben wij een aantal octrooiaanvragen lopen om de aromatische dizuren en monozuren te maken uit biobased grondstoffen”, legt Koning uit. Over dat laatste kan hij nog geen details geven, omdat de octrooiaanvragen nog niet zijn afgerond.

Van Haveren ziet ook kansen in de alkydverven. “Via barnsteenzuur zie ik serieuze mogelijkheden om alkydverven in 2030 misschien wel voor 80 tot 90 % duurzaam te maken.” (zie kader Barnsteenzuur) Over andere verfsoorten is hij sceptisch, met name door de huidige ontwikkelingen van de olieprijs. “Bij een olieprijs van $ 130 per vat is de motivatie voor bedrijven om alternatieven te zoeken een stuk hoger dan bij $ 30 per vat”, legt hij uit. Keimpe van den Berg, onderzoeksleider bij AkzoNobel, is optimistischer en denkt dat de doelstelling haalbaar is. “De lage olieprijs zal inderdaad vertragen, maar door het Parijse klimaatakkoord van eind 2015 denk ik dat de energie-omschakeling naar duurzaam de komende jaren zal versnellen. Dit kan leiden tot een toename van de prijs van olie-gebaseerde grondstoffen, waardoor investeren in biobased productie weer gaat lonen.”

Over AkzoNobels eigen werk op dit vlak zegt Van den Berg ondertussen het volgende: “Als de biobased bouwsteen betere eigenschappen heeft, zoals een betere corrosiewering of betere barrière-eigenschappen tegen zuurstof, dan bekijken wij dat graag. We volgen de ontwikkelingen op de voet. Zo is er behoefte aan biobased bouwstenen die hardheid geven. 2,5-Furaandicarbonzuur bijvoorbeeld is een alternatief voor tereftaalzuur in polyesters, dat je ook weer in verf gebruikt. Uiteindelijk moet de klant een beter product krijgen.”

 

Drijfveren

Dirk Mestach, hoofdonderzoeker bij Nuplex – een bedrijf gespecialiseerd in bindmiddelen voor verven en coatings – merkt op dat de eventuele opkomst van schaliegas ook voor andere perspectieven kan zorgen. Schaliegas bevat amper aromatische fracties, die juist nodig zijn als bouwsteen voor kunstharsen. Mestach: “Een aromatische groep geeft een bepaalde hardheid in de verf en draagt bij aan de glans.”

Volgens Mestach bestaat de mogelijkheid dat onderzoek zich gaat richten op biobased alternatieven voor aromaten. “Op de Green Chemistry campus hier in Bergen op Zoom loopt een project dat kijkt naar lignine uit papier om aromatische bouwstenen van te maken. Het kan dus zijn dat dit soort projecten in een stroomversnelling komen en andere wat trager evolueren.”

Zowel Van Haveren als Koning menen dat de overheid hier moet bijspringen, zeker na de eerdergenoemde klimaatakkoorden. Zo kijkt Koning naar Noorwegen, waar bedrijven belastingvoordelen krijgen als ze duurzame producten gebruiken. “Dat kan een enorme drijfveer zijn om meer biobased te gaan.” Daarbij maakt Van den Berg de kanttekening dat biobased op zichzelf niet verkoopt: “Het moet echt kosteneffectief zijn.”