Modificatie maakt vetzuren in zaden nuttiger

Het is een koud kunstje om een zandraket (Arabidopsis) dusdanig genetisch te modificeren dat de zaden een zeven keer hoger percentage verzadigde vetzuren bevatten. De samenstelling lijkt dan sterk op die van palmolie. Als het met serieuze landbouwgewassen ook lukt dan biedt dat perspectieven voor de petrochemie, zo schrijven onderzoekers van Brookhaven National Laboratory deze week in PNAS.

De onderzoekers verwachten tevens dat het omgekeerde ook mogelijk moet zijn, zodat de zaden juist meer onverzadigde vetzuren gaan bevatten en dus beter worden voor hart en bloedvaten.

Normaal gesproken bevatten de zaden van Arabidopsis voornamelijk onverzadigde C18-vetzuren (dus met 18 koolstofatomen in de keten). Die samenstelling is typisch voor planten die in een gematigd klimaat groeien, zoals koolzaad, soja en zonnebloemen. Bij tropische planten, zoals oliepalmen, is de zaadsamenstelling duidelijk anders, met zo’n 50 procent verzadigde C16-vetzuren.


Om Arabidopsis op een tropische plant te laten lijken, reduceerden de onderzoekers de activiteit van een gen dat dateert voor het enzym KASII. Dit enzym katalyseert de additie van twee extra koolstofatomen aan vetzuurketens. Andere enzymen, die een verzadigde keten desatureren tot een onverzadigde, werken veel gemakkelijker in op C18-ketens dan op C16. Als je zorgt dat de vetzuren niet uitgroeien tot C18, dan bereik je tevens dat ze verzadigd blijven, zo luidde de redenering.

In de praktijk blijkt dit onverwacht goed te werken. De zaden van de gemodificeerde planten bevatten maar liefst 53 procent verzadigde vetzuren.

De verzadigde vetzuren kunnen een interessant alternatief vormen voor koolwaterstofketens uit aardolie, als grondstof voor de petrochemische industrie. Ook de olie mogelijk bruikbaar als transvetvrije margarinevervanger.

bron: Brookhaven

Onderwerpen