Biologische systemen muteren min of meer vanzelf de goede kant uit, zo concluderen Amsterdamse onderzoekers uit computersimulaties. Als het klopt zit de klassieke evolutietheorie er een beetje naast, maar raakt intelligent design een van haar belangrijkste argumenten kwijt.
Evolutie gaat er van uit dat complexe levensvormen stap voor stap zijn ontstaan uit hun voorgangers. Het probleem daarbij is dat de meeste mutaties geen voordeel opleveren tenzij er elders in het organisme nóg iets verandert. Voor een succesvol eindresultaat moeten echter alle tussenvormen ook levensvatbaar zijn. Op die manier wordt evolutie een wel heel moeizaam proces.
Het probleem met die tussenvormen is dat ze nooit lang blijven bestaan en dus ook zelden worden teruggevonden. Frank Poelwijk, Daan Kiviet en Sander Tans van het FOM-Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica (AMOLF) in Amsterdam hebben daarom geprobeerd ze op de computer te simuleren.
Als modelsysteem namen ze een stuk DNA en een eiwit dat de expressie van dat DNA remt. Ze vergelijken het met een sleutel die op een slot past: verandert de een, dan gaat het fout tenzij de ander dezelfde kant op muteert. Maar hoe verander je een sleutel om te passen op een slot dat nog niet bestaat?
De uitkomst was verrassend. Na één mutatie lijkt het systeem al te ‘weten’ wat de juiste mutatierichting is. Het gevolg is dat het met hoge kans en snel de goede eindvorm vindt.
De onderzoekers vergelijken deze vorm van evolutie met een dronkaard die door een heuvelachtig landschap dwaalt. Hij. moet naar de hoogste top, die hij niet kan zien. Een lage bult of een greppel voor de top kan hem misleiden. Maar op de een of andere manier wordt hij hijdoor bepaalde kenmerken van het landschap toch vrij snel naar het hoogste punt geleid.
De onderzoekers publiceren hun resultaten vrijdag online in PLoS Computational Biology, als virtueel omslagartikel. Ze verwachten dat deze ‘snelle’ evolutie ook experimenteel zichtbaar moet zijn te maken.
bron: persbericht FOM
Nog geen opmerkingen