Het vmbo-scheikundeprogramma is een kwart eeuw oud. Sinds die laatste verandering is het percentage vmbo-leerlingen dat scheikunde volgt dramatisch gedaald. Een nieuw toekomstbestendig examenprogramma moet daar verandering in brengen.

Het gaat slecht met scheikunde op het vmbo. Het eindexamenprogramma stamt uit 1999, steeds minder vmbo-scholen bieden het vak aan en het percentage leerlingen dat het vak kiest is significant lager dan een kwart eeuw geleden. In 2012 werd het eindexamenprogramma voor havo en vwo vernieuwd, maar het vmbo-programma bleef hetzelfde. De chemische industrie staat ondertussen te springen om jonge analisten en operators. Hoe trekken we het vmbo-scheikundeonderwijs weer uit het slop?

In 1999 onderging het Nederlandse voortgezet onderwijs een enorme verandering. Leerlingen op alle schooltypes kiezen vanaf dat moment ‘profielen’: een samengesteld vakkenpakket, met beperkte ruimte voor keuzevakken. Dit bracht ook een ingrijpende verandering voor scheikunde en natuurkunde op het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs). Beide vakken werden voortaan gecombineerd onder de naam ‘NaSk’. NaSk1 werd een verplicht vak in de techniek- en landbouwprofielen, NaSk2 een aanvullend keuzevak. Maar de meeste scheikunde- en natuurkundedocenten waren niet bevoegd om beide vakken te geven. Uiteindelijk werd de inhoud van het vak natuurkunde ondergebracht in NaSk1, het verplichte vak, en de scheikundestof in NaSk2, het keuzevak.

Met flinke gevolgen: in 1999 deed 33% van de mavoleerlingen eindexamen in het vak scheikunde. Zes jaar later heeft nog maar 15,7% van de tl- en gl-eindexamenkandidaten NaSk2. Dat is een dramatische daling, zeker in vergelijking met natuurkunde (41,5% naar 31,4%) en biologie (53,1% naar 54,4%). In 2022 deed 20% van de vmbo’ers eindexamen in scheikunde. Bovendien komt scheikunde helemaal niet aan bod in de onderbouw van het vmbo. Aangezien ongeveer de helft van de scholieren naar het vmbo gaat, kunnen we concluderen dat minimaal 40% van alle scholieren nooit les krijgt in scheikunde.

‘Docenten moeten het vlammetje bij leerlingen ontsteken’

Bas van Rijen

Bas-van-Rijen

Bas van Rijen

Vlammetje

Dit komt het aantal leerlingen dat voor een mbo-laboratoriumopleiding kiest niet ten goede. ‘Onbekend maakt onbemind’, zegt Bas van Rijen, docent chemie aan het Summa College en oprichter van het Bèta Tournament, een praktijkwedstrijd voor vmbo-t-leerlingen. Driekwart van de studenten die met de labopleiding start wil zich specialiseren in de biomedische kant en een kwart wil de chemisch-fysische kant op, maar die verhouding verschuift naar 60-40 procent in het eerste jaar. ‘Ze hebben geen goed beeld van chemie en fysica. De docenten moeten het vlammetje bij de leerling ontsteken.’ Bij Van Rijen gebeurde dat toen zijn docent een gasbrander onder een klont boter op een schaaltje zette en dat vervolgens vergat. ‘Opeens hoorden we “PATS” en zat het plafond onder. Toen dacht ik – dit is vet en hier wil ik iets mee.’

Van Rijen ziet dat het percentage middelbare scholen dat NaSk2 aanbiedt daalt. ‘Weinig leerlingen volgen het en het is relatief duur. Sommige scholen hebben geen budget voor een toa [Technisch Onderwijs Assistent, red.] of een praktijklokaal en het vak is nooit verplicht voor het eindexamen, dus ze schrappen het maar.’ Voor zijn nieuwe studenten maakt het niet uit. ‘We mogen alleen een vmbo-tl/gl diploma eisen, de ongelijke voorkennis trekken we bij in het eerste jaar.’

Daarnaast ziet Van Rijen hoe het examenprogramma voor NaSk2 niet aansluit bij de belevingswereld van de veertienjarige leerlingen die het vak kiezen. ‘Het examenprogramma gaat nog steeds over zure regen en het gat in de ozonlaag ‒ problemen die twintig jaar geleden speelden en met chemische kennis zijn opgelost. Dat is voor deze generatie minder interessant.’ Hij vindt het vreemd dat vmbo-scheikunde niet is meegenomen in de vakvernieuwing van 2012.

‘Het huidige programma was in 2007 eigenlijk al verouderd’

Marijn Meijer

Marijn C3

Marijn Meijer

Onsamenhangend

Die actualisatie is hard nodig, zegt Marijn Meijer, curriculumontwikkelaar mens & natuur bij SLO, met een expertise in scheikunde. Voor hij bij SLO ging werken was hij tien jaar directeur van het Centrum JongerenCommunicatie Chemie (C3). ‘Het huidige programma bevat verouderde zaken als zure regen, maar vertelt niets over klimaat, energietransitie of groene chemie. In 2007 was het eigenlijk al verouderd.’ En het geeft leerlingen geen enkel zicht op de waarde van het vak. ‘Het is een onsamenhangend geheel waar een vmbo-leerling weinig mee kan. Het is gericht op reproductie en de schoonheid van het vak, of waar het aan bijdraagt, is niet meer terug te zien.’

De huidige vakactualisatie, waar Meijer bij betrokken is als curriculumexpert, focust op het vmbo. De leerlingen krijgen straks een actueler beeld van het werkveld. ‘Er komt een duidelijke loopbaancomponent in’, zegt Meijer. ‘Daarnaast komt de rol van de wetenschap en het verschil tussen wetenschappelijke feiten en meningen van personen aan bod. Er komt waarschijnlijk meer focus op actuele vraagstukken zoals energietransitie, biobased materialen en groene chemie.’ De gewraakte naam NaSk2 verdwijnt – het wordt weer scheikunde of chemie.

‘Kiezen voor iets wat je nooit hebt gehad is lastig.’

Wendy Sanders

Wendy Sanders

Wendy Sanders

Een goede docent

’Ik weet niet of het nieuwe examenprogramma perspectief biedt’, zegt Wendy Sanders, docent en vakdidacticus scheikunde. De vakvernieuwingscommissie bestaat volgens haar vooral uit innovators, oftewel vooruitstrevende mensen die allerlei prachtige dingen verzinnen. ‘Maar je hebt een flinke groep docenten die het lastig vindt om zo’n programma te implementeren. Het onderwijs valt of staat niet met het eindexamenprogramma, maar met de docenten die voor de klas staan.’ Volgens Sanders moeten we bij vakvernieuwing ook nadenken over hoe we docenten opleiden, omdat de manier waarop je lesgeeft losstaat van het eindexamenprogramma. ‘Je moet in elk geval veel tijd steken in nascholing.’

Hoe krijgen we dan meer vmbo-leerlingen met scheikunde? Het moet van alle kanten komen, zegt Sanders. ‘Je moet leerlingen de ogen openen: dit kan ik en dit is leuk. Leerlingen hebben het idee dat scheikunde moeilijk is en het is natuurlijk heel abstract. Scheikunde begint niet voor niets in de derde klas. Maar kiezen voor iets wat je nooit hebt gehad is lastig. Je zou ervoor moeten zorgen dat scheikundedocenten ook NaSk kunnen geven in klas 2.’

Als scheikunde een keuzevak blijft, moet je in de tweede klas het beroepsperspectief naar voren laten komen. De lastige zaken komen dan eind klas 3 en begin klas 4 aan bod. ‘Er is hoop, maar er zijn een heleboel haken en ogen. Ik ben niet negatief, wel voorzichtig’, besluit Sanders.

Chemieonderwijs in Vlaanderen

Het Vlaamse secundair onderwijs kent drie schooltypes: ASO (algemeen), TSO/KSO (technisch/kunstzinnig) en BSO (beroeps). Deze drie namen veranderen binnenkort naar doorstroom, dubbele finaliteit en arbeidsfinaliteit. ASO bereidt voor op een universitaire vervolgopleiding, TSO op de hogeschool en BSO op de arbeidsmarkt. Alle drie de schooltypes duren totaal zes jaar, verdeeld in drie graden van twee jaar. Voor BSO zijn er geen specifieke eindtermen voor chemie, omdat dit geïntegreerd is in het vak natuurwetenschappen. Vlaanderen zit momenteel midden in een grote onderwijshervorming. Er werden nieuwe einddoelen ingevoerd, maar deze zijn in de zomer van 2022 vernietigd door het Grondwettelijk Hof na klachten van het Katholiek Onderwijs en de Steinerscholen. Het Katholiek Onderwijs zag niet meer voldoende vrijheid om zelf invulling te geven aan het onderwijs. ‘Daarna zijn de minimumdoelen aangepast, die zijn min of meer klaar, maar ze zijn nog niet goedgekeurd door het parlement’, aldus Filip Buyse, docent wetenschappen aan De Prins Diest en lid van de eindtermcommissie wetenschappen.

Buyse schat dat 10 tot 15% van de leerlingen naar het BSO gaat. ‘Leerlingen en ouders willen niet naar het praktijkonderwijs, want het biedt minder kansen om verder te studeren en vervolgens een job met meer prestige en waardering te krijgen.’ Het advies van de basisschool is echter niet bindend en dat veroorzaakt een watervaleffect: leerlingen mikken te hoog, redden het niet en komen later in het BSO terecht. ‘Het is vaak een negatieve keuze en het imago opsmukken is moeilijk.’