De chemische industrie moet in rap tempo het roer omgooien. Dat is een flinke klus voor een sector die al heel lang gewend is aan een bepaalde manier van werken. Kees Biesheuvel gunt ons een kijkje achter de schermen bij Dow Benelux. ‘Bestaande regels en structuren passen niet meer bij wat er nu nodig is.’ 

Wie vanuit de Westerscheldetunnel Zeeuws-Vlaanderen binnenrijdt kan het onmogelijk missen: het enorme complex van Dow bij Terneuzen. Een klassieke, chemische plant met grote reactoren en overal buizen en schoorstenen. Het blijft een indrukwekkende aanblik. Kees Biesheuvel, Innovation Manager bij Dow Benelux, knikt instemmend. Hij weet welke indruk de installaties maken. ‘Ik begeleid vaak mensen van de overheid bij een bezoek en ze kijken dan altijd vol verbazing om zich heen. Alles wat je hier ziet, daar is over nagedacht. Niks staat er zomaar.’ Hij benadrukt ook meteen dat het niet betekent dat het altijd zo moet blijven. ‘Maar deze industrie is zeer kapitaalintensief. Je committeert je aan iets groots en daar zit je wel voor langere tijd aan vast, 20 tot 25 jaar is gangbaar voor een installatie.’ Dat maakt de noodzakelijke omschakeling naar nieuwe energiebronnen, nieuwe grondstoffen en dus ook nieuwe processen, er niet eenvoudiger op.  

Het doel is duidelijk: in 2050 moet de netto CO2 uitstoot zijn teruggebracht tot nul. Op de (zware) chemische industrie rust hierbij een enorme verantwoordelijkheid, want die sector is koploper in energieverbruik en CO2 uitstoot. Dow behoort tot de twaalf bedrijven in Nederland die samen ruim driekwart van de industriële CO2 uitstoot veroorzaken. Er is dus heel veel te winnen. Maar waarom duurt het dan, van buitenaf bekeken, zo lang voordat er echt iets verandert? Biesheuvel: ‘Bij de bouw van een nieuwe installatie baseer je je altijd op de laatste stand der techniek en je probeert gaandeweg wel alles up-to-date te houden, maar continu aanpassen aan weer de nieuwste stand der techniek, dat gaat maar heel beperkt. Het fundamentele ontwerp van de installatie ligt vast.’ 

dow circles - kees biesheuvel (17)

Kees Biesheuvel

Innovation Manager Dow Benelux

Beeld: Dow

 

Welke zaken zijn het meest bepalend bij dat ontwerp?  

‘Allereerst de synthese die je wilt uitvoeren, wat wil je maken? Ook de katalysatoren die je gebruikt zijn belangrijk en zeker ook de scheidingstechnologie die je inzet om je uiteindelijke product te verkrijgen. Dat zijn allemaal heel bepalende aspecten voor het basale ontwerp. Neem kraken, wat wij hier doen. Dat levert een mengsel van moleculen die je allemaal wilt hebben. Dat vraagt om scheiding en hoe je dat wilt inrichten, bepaalt het fundamentele ontwerp van je installatie. En dan is er nog de energievorm die je gebruikt, dat is ook een bepalend aspect. We hebben warmte nodig om te kraken. Traditioneel wek je die op door iets te verbranden, maar dat is eigenlijk niet efficiënt en ook zonde van de koolstof. Nu willen we naar “groene” elektronen, maar elektrificatie vereist wel een heel nieuw ontwerp.’  

Misschien is het goed om nog even kort te schetsen hoe het proces van kraken in z’n werk gaat en waarom dat zoveel energie vraagt en uitstoot veroorzaakt. 

’Wat een kraker in feite doet is de lange, verzadigde koolwaterstoffen, in nafta of lpg, “wakker schudden”. Alles wordt verwarmd tot ongeveer 600 graden, dan heel snel naar 825 om vervolgens weer snel af te koelen. Dat proces zorgt ervoor dat de lange ketens in kleine reactieve brokjes uiteenvallen die weer gaan recombineren tot korte, onverzadigde bouwstenen als ethyleen, propyleen etc. Niet alles reageert en dat zorgt voor een reststroom van methaan en waterstof. Dat gebruiken we weer als brandstof om de fornuizen, zo noemen we de reactor, te verhitten. Bij dat verbranden ontstaat CO2 en omdat het hier over enorme volumes gaat, is die uitstoot ook heel groot.  

Dow zorgt als het ware voor de “heavy lifting”. Vergelijk het met een skilift die eerst een stuk steil omhoog moet en vervolgens rustig verder kan. Dat steile stuk vraagt veel energie en dat is waar 75 tot 80 procent van onze CO2 footprint zit, in het toevoegen van die energie. Dat is los van het verbranden aan het eind, dat doen we ook liever niet. CO2 is energetisch gezien het laagste punt, maar je moet eigenlijk voorkomen dat de koolstof zover “valt”. Het is beter om een product of materiaal dat niet meer wordt ingezet waarvoor het is gemaakt, opnieuw “op te tillen” door energie toe te voegen, zodat je nieuwe startmaterialen krijgt. Dat is ook belangrijk om te beseffen, dat we in de circulaire economie nog steeds veel energie nodig hebben.’  

‘We hebben een estafette van technologieën nodig’ 

Waar begin je als je die CO2 uitstoot moet terugbrengen? Aan welke knoppen ga je het eerst draaien?  

‘Zo’n 13 jaar geleden hebben we intern een soort denktank, het green team, opgericht. Toen was bio de grote tendens, biomassa zou de basis vormen van de nieuwe, duurzame processen. Biobrandstoffen, daar waren wij en vele andere partijen overigens niet voor, want koolstof in de fik steken, dat is gewoon niet de juiste manier. En er was hier ook al een energieteam, dat keek naar alternatieve energiebronnen. Die twee hebben we toen samengevoegd, met als overkoepelende vraag “Hoe krijgen we deze installatie naar de doelen van 2050?”. Dus dat is CO2 neutraal, circulair, binnen de planetaire grenzen. En dan moet er natuurlijk ook nog een business case zijn. Want in de hele transitie moeten we wel in de gaten houden dat bedrijven niet door zo’n diep dal moeten qua kosten dat ze kopje onder gaan. Natuurlijk kun je dan zeggen dat dat niet erg is, maar als zo’n bedrijf zich daardoor verplaatst naar een locatie waar alles bij het oude kan blijven, dan schieten we er niks mee op. De uitstoot blijft dan gelijk en we lopen nog steeds knetterhard richting de grenzen van de planeet.’ 

En waar kwam de denktank mee?  

‘We hebben naar van alles gekeken, de grondstoffenpositie, energiebronnen, maar ook nieuwe materialen produceren. Maar de grote vraag is vooral welke tijdlijn en volgorde je moet volgen bij het inzetten van de nieuwe technologieën die je nodig hebt. En daar kwamen zoveel mogelijkheden uit dat het ons begon te duizelen. Toen hebben we besloten een computermodel te bouwen dat scenario’s kan schetsen en daar is een multigeneration plan, een estafette van technologieën, uit voortgekomen dat ons naar het doel van 2050 kan brengen.’ 

Wat betekent dat concreet, waar leggen jullie nu de nadruk op?  

‘Op de zogeheten scope 1, de reductie van emissies uit de eigen plant. Dus je eigen schoorsteen aanpakken. Daarover zijn afspraken gemaakt met de overheid en daar draait alles nu om. Scope 2 is het reduceren van de emissies die gepaard gaan met de energie die voor onze processen wordt opgewekt, en die je vaak inkoopt bij anderen. Maar alle klimaatafspraken zijn alleen gericht op scope 1.’ 

Je zegt het op een manier alsof je het daar niet eens bent. 

‘Klopt.’ 

Maar waarom niet? Het klinkt best logisch om te beginnen met het verminderen van je eigen uitstoot. Uiteindelijk moet het toch.  

‘Ja, maar als wij iemand anders zouden helpen om zijn CO2 emissie te reduceren, misschien wel meer dan bij ons, dan telt dat niet mee voor ons, terwijl het natuurlijk wel bijdraagt aan het bereiken van het uiteindelijke doel dat voor iedereen geldt en voor iedereen van belang is. Wij worden afgerekend op onze scope 1 emissies, ook al zouden we op een andere manier nu al meer uitstoot kunnen besparen.’ 

Waarom is die scope 1 reductie verplicht?  

‘Dat komt voort uit het klimaatakkoord van Parijs. Daar is afgesproken om op landenniveau te reduceren. Als ieder land nou de uitstoot uit de eigen nationale schoorsteen vermindert, dan zijn we klaar. Maar er is niet gekeken of dat ook de meest efficiënte en snelste route naar reductie oplevert. De kleinere landen, waaronder Nederland en België, hebben binnen de landsgrenzen veel minder mogelijkheden voor synergie dan grotere landen.’  

Dow coolingtower

Dow coolingtower

Beeld: Dow

Wat voor synergie? 

‘Wij zitten hier aan de grens, vlakbij de staalfabrieken van Arcelor Mittal in Gent, dus wij hebben gekeken of we konden samenwerken. Stel dat je die twee entiteiten als een geheel zou beschouwen, wat zou dan de meest efficiënte manier zijn om de uitstoot te reduceren? Zij gebruiken koolstof om ijzererts te reduceren, wij hebben een methaanrijke afvalstroom, daar zitten mogelijkheden om tot een mooie CO2 reductie te komen. Veel groter dan we nu bereiken. Maar zo’n samenwerking vereist eerst een bilaterale overeenkomst tussen België en Nederland en die is er niet. Alles op eigen houtje doen is gewoon niet efficiënt. Wij hadden daarom liever een ander pad gekozen op weg naar hetzelfde doel.’ 

Maar je moet dus eerst je eigen schoorsteen aanpakken, hoe doen jullie dat?  

‘Dan beginnen we bij de grootste bron van CO2 en dat zijn de fornuizen. De grote uitdaging is om het gevormde CO2 hanteerbaar te krijgen. Dat kun je doen door afvangen op de schoorsteen, maar dat is logistiek ingewikkeld want we hebben heel veel schoorstenen en bovendien is het inefficiënt omdat de CO2 concentratie heel laag is. Wij kiezen voor precombustion removal, dat betekent dat je de koolstof uit de methaan-waterstof stroom haalt, voordat je de gevormde waterstof weer gaat gebruiken als brandstof.’ 

Hoe werkt dat?  

‘We voegen stoom toe aan de methaan-waterstofstroom, waardoor je het methaan omzet in CO2 en waterstof. En omdat dit heel geconcentreerd, op één plek, plaatsvindt kun je wel efficiënt de CO2 afvangen en hou je een schone waterstofstroom over, die weer als brandstof voor de fornuizen dient.’ 

En die CO2 gaat dan naar….? 

‘In eerste instantie zullen we dat ondergronds opslaan en laat ik het maar meteen weer benadrukken, dat is een tijdelijke oplossing.’ 

Tijdelijk totdat je helemaal geen CO2 meer vormt, omdat alles via elektrificatie gaat?  

‘Ja, en dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. Elektrificatie vergt een nieuw ontwerp van de fornuizen, maar ook van de rest van de installatie. Een grotere uitdaging is mogelijk nog wel de beschikbaarheid en logistiek van voldoende elektriciteit. Dat is veel meer dan een puur technisch vraagstuk, die elektriciteitsgedreven maatschappij en economie vragen echt een enorme omslag.’ 

‘Stabiliteit en voorspelbaarheid van beleid is dringend gewenst’ 

Je doelt op de noodzakelijke verzwaring van het netwerk? 

‘Onder andere. Wij zitten hier in principe gunstig, want bij Borssele komen de elektronen uit de windparken “aan land”. Ons voorstel was: laat Dow nou meteen die elektronen gebruiken, dan hoef je niet via het overvolle net. Je zit dan nog voor de congestie, maar dat mag niet. De netwerkbeheerders moeten in actie komen, maar lopen tegen blokkerende wettelijke verplichtingen aan, want ze mogen alleen reageren op een concrete vraag. Ons elektriciteitssysteem is gebouwd rond de vraag van gebruikers, die bepaalt de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit. Maar dat past niet meer bij de nieuwe situatie, waarin overal energie wordt opgewekt. De aanbodkant wordt veel belangrijker, maar dat past nog niet in het huidige systeem. Steeds weer zie je dat we nieuwe problemen willen oplossen met oude regels en afspraken. En daardoor kraakt het overal. Dit kun je wel veranderen, want hier liggen politieke keuzes aan ten grondslag. Maar dat ligt dus bij de politiek.’  

Heeft dit ook te maken met de vaker gehoorde klacht dat het binnen de politiek en het ambtelijke apparaat ontbreekt aan technische kennis?  

‘Ik denk dat het Nederlandse beleidskader weinig technische rollen meer kent. En als mensen zoals ik dan gaan zeggen dat het zo niet werkt, dat de mensen die er nu over beslissen er te weinig verstand van hebben, dan klinkt dat zo zeurderig. Dan krijg je als reactie dat wij niet snappen waar we naartoe moeten. We snappen heel goed waar we naartoe moeten en dat willen we ook, maar we zien ook de natuurkundige wetmatigheden die daarbij komen kijken. Ik grap wel eens dat je in de Tweede Kamer wetten kunt amenderen, maar de wetten van de thermodynamica liggen toch echt vast.’  

Wat werkt, vanuit jullie optiek, de gewenste veranderingen momenteel het meest tegen? 

‘Stabiliteit en voorspelbaarheid van beleid is echt dringend gewenst. We zitten nu in een enorme transitie en we zien dat de bestaande regels en structuren niet meer passen bij wat er nu nodig is. Probeer daarom niet vooraf alles af te dekken, accepteer dat er dingen fout gaan, leer daarvan en pas het aan. We moeten leren terwijl we gaan, en dus moet je bewegen om te kunnen leren.’  

Het zijn allemaal terechte punten, maar toch vind ik het moeilijk te verkroppen dat juist deze industrie, waar alle benodigde kennis, kunde, ervaring en middelen aanwezig zijn om deze transitie, waarvan we al lang weten dat die nodig is, zo afwachtend overkomt. Als iemand het voortouw kan nemen om te laten zien hoe het moet, dan zijn het toch wel bedrijven zoals Dow? 

‘Ja, ik ben het deels wel met je eens. Het had vast sneller gekund. Maar het is niet zo dat we niks doen, achter de schermen gebeurt al langere tijd heel veel. Nieuwe technologie ontwikkelen kost nou eenmaal veel tijd, je bent zo 15 jaar verder voor je een goed idee hebt uitgewerkt tot een grootschalige toepassing. Een ander punt wat hier vaak wordt vergeten betreft de enorme geopolitieke verschillen waar je als multinational mee te maken hebt. De drang naar duurzaamheid en circulariteit is in Europa heel evident, maar in andere delen van de wereld speelt dat veel minder. Voor armere landen is het veel belangrijker om de welvaart te verhogen en dat kunnen we ze niet kwalijk nemen. En ook in de VS was duurzaamheid tot voor kort slechts bijzaak.’  

Nu gaat de Minister van Economische Zaken maatwerk leveren om de twaalf grootste uitstoters te helpen verduurzamen. Hebben zulke grote bedrijven dat nou echt nodig?  

‘Dan komen we op de stok en wortel van het beleid. De overheid definieert de stok en dat zijn de extra heffingen die ze oplegt bovenop de ETS-prijs [het Europese handelssysteem voor emissierechten, red.]. Daartegenover staat een potentiële wortel in de vorm van subsidies voor verduurzaming, zoals de SDE-regelingen. Maar de calls voor die subsidies zijn veel te gedetailleerd en te weinig gericht op het doel wat we willen bereiken. Stel je hebt drie nieuwe, samenhangende technologieën nodig, maar eentje valt buiten de call, dan kun je dus niks. De overheid moet niet op de stoel van de ontwikkelaar gaan zitten. Zeg gewoon duidelijk “wat” er moet gebeuren en niet “hoe” dat moet. Laat dat aan de bedrijven zelf over en dan blijkt wel wie de slimste oplossing heeft.’ 

Maar is die wortel dan zo belangrijk dat je er niet zonder kunt? 

‘Ja. De wortel hebben we niet nodig op EU niveau, dat is voor ons level playing field, maar op nationaal niveau wel. De extra Nederlandse heffingen, bovenop het EU beleid, maken het lastig voor ons om de benodigde investeringen rond te krijgen. Onze productie is voor 85 procent bestemd voor de export en we krijgen die extra heffingen niet verwerkt in de prijs. Voor een bedrijf dat internationaal opereert is de balans tussen wortel en stok daarom cruciaal.’