Pas bij een kostenbesparing van zo’n veertig procent is een alternatief milieuvriendelijker proces economisch interessant, stelt DSM’er Alle Bruggink.

“De overheid richt zich te veel op doorbraaktechnologieën. Het stimuleren daarvan spreekt natuurlijk tot de verbeelding, maar voor je het weet blijf je steken in het ontwikkelen van nieuwe kennis”, zegt prof.dr. Alle Bruggink, verantwoordelijk voor technologie en duurzaamheid bij DSM en hoogleraar Industriële Chemie in Nijmegen. “We moeten in het transitieproject naar een duurzame chemie eens gaan kijken naar antwoorden die al te vinden zijn, misschien wel op onverwachte kennisgebieden. Het is ook interessant om te kijken naar wat er al klaar ligt aan groene technologieën. We moeten uitzoeken waarom de introductie daarvan indertijd mislukt is.” Het kan zijn dat destijds de innovatie te laat klaar was, waardoor een alternatief product het gat in de markt al had opgevuld. Mogelijk is er nu een nieuwe marktvraag voor. Het kan ook zijn dat met nieuwe technologieën zoals high-througput-screening van katalysatoren een reeds ontwikkeld milieuvriendelijk alternatief voor een bestaand proces nog zoveel te verbeteren is dat de kostenbesparing op te trekken is van 25 naar 35 procent. Een nieuw proces maakt in de industrie alleen een kans als de totale kosten van het nieuwe proces (inclusief afschrijvingen) lager liggen dan alleen de variabele kosten van het oude proces, vooral bestaand uit de grondstof- en energiekosten. Dat komt meestal neer op een kostenbesparing van dertig tot vijftig procent.

Bij de penicillineproductie van DSM is het gelukt: een kostenbesparing van zo’n veertig procent en een afvalreductie van een factor tien door toepassing van biokatalyse en witte biotechnologie. Kennis en marktbehoefte bij elkaar brengen is erg belangrijk voor de introductie van duurzame innovaties, stelt Bruggink. Daarvoor heeft Nederland meer mensen nodig die zowel met de uitvinders als met de fabrieksdirecteuren kunnen communiceren. Uitvinders op de universiteit hebben vaak te weinig zicht op bedrijfsstrategieën en de concurrentie. Maar ook binnen de bedrijven lukt het regelmatig niet om uitvindingen van het R&D-lab in de fabriek te krijgen.

Bruggink denkt ook dat de overheid de interactie tussen bedrijven en universiteiten meer kan stimuleren. “Er zijn veel onbenutte mogelijkheden. Je zou kunnen stimuleren dat bedrijven een aantal mensen een dag in de week of eenmalig drie maanden naar de universiteit sturen.” Om te zorgen dat nieuwe kennis over milieuvriendelijke alternatieven ook echt gebruikt wordt, is het belangrijk dat bedrijven zelf met eigen onderzoek participeren in door de overheid gefinancierde onderzoeksprogramma’s. “Bedrijven zijn dan gemotiveerder om de kennis optimaal te gebruiken. Dat helpt bij het doorbreken van de veelbesproken innovatieparadox.”

***Kader***

Onbenutte mogelijkheden

Kennis over duurzame technologie moet toegepast worden. Welke onbenutte mogelijkheden zijn er nog om de kennisoverdracht tussen universiteiten en bedrijfsleven te stimuleren. Laat uw mening hierover horen op www.kncvdebat.nl. Hier kunt u een uitgebreider interview met Alle Bruggink lezen.

***Kader***

Feit of fictie?

Het milieu is erbij gebaat als grote geroerde vaten in de fijnchemie plaats maken voor minireactoren en katalytische chips. Milieuvriendelijke processen zijn hierdoor makkelijk op te schalen door meerdere minireactoren en chips naast elkaar te zetten.

Onderwerpen