Met een goedkope 3D-printer kun je prima labs-op-een-chip maken. Mits je er het juiste type printer voor neemt, claimen onderzoekers van de universiteit van Tasmanië in het tijdschrift Analytical Chemistry.

Om het te demonsteren hebben Michael Breadmore en collega’s een chip van 117 mm lang en 41 mm breed geprint die continu het nitraatgehalte van kraanwater meet.

De truc is dat je niet moet kiezen voor het populaire type printer dat voorwerpen opbouwt uit laagjes gesmolten kunststof. Daarmee zit je namelijk vast aan kanaaltjes van minimaal 1 mm breed, gezien de (on)nauwkeurigheid van de printkop. Ook is de gebruikte kunststof niet transparant, wat bij labs-op-een-chip nogal onhandig is.

Het goede nieuws is dat inmiddels ook consumentenversies te koop zijn van het type 3D-printer dat vloeibare hars laagje voor laagje laat uitharden met behulp van uv-licht. Vroeger waren die dingen onbetaalbaar maar het Taiwanese bedrijf MiiCraft blijkt inmiddels een handzaam tafelmodelletje aan te bieden voor 2.300 dollar (dat zullen wel Australische dollars zijn, die momenteel iets goedkoper zijn dan Amerikaanse).

In de praktijk blijk je hiermee kanaaltjes van 250 micrometer te kunnen printen. Maak je matrijzen waarop je siliconenrubber afgiet, dan komen details tot 200 micrometer er nog correct uit. Het maximale formaat van de prints is 43 x 27 x 180 mm, en het afdruktempo ligt op 20 mm hoogte per uur.

Een halve liter van de bijbehorende acrylaathars kost 138 dollar. En die hars is wél redelijk transparant: licht van 430 nm of meer komt er voor zeker 60 procent doorheen, zodat je met opische detectiemethodes kunt werken.

Mocht iemand het willen proberen: MiiCraft schijnt een vertegenwoordiger in Vlaanderen te hebben.

bron: C&EN

Onderwerpen