Het principe ‘waar rook is, is vuur’ gaat niet op in de context van complotdenkers, vindt hoofdredacteur Erwin Boutsma
In februari kwam het British Medical Journal met de resultaten van een metastudie naar de positieve en negatieve gevolgen van de inname van kunstmatige zoetstoffen. De conclusie, kort door de bocht: het is allemaal best ingewikkeld en we zien geen duidelijke effecten. Dat geldt overigens beide kanten op: geen meetbare gezondheidsschade, maar ook geen meetbaar effect op vermindering van overgewicht. (Dat laatste is op zich al erg interessant, maar valt voor nu buiten de strekking van dit redactioneel.)
Het lijkt een slappe conclusie, maar dit is hoe wetenschap werkt. Je duwt en trekt, keert elke steen om, bekijkt data nog eens opnieuw, vraagt aan collega’s wat ze ervan vinden, en schuift van tijd tot tijd alle vorige onderzoeken van voldoende kwaliteit op een hoop en probeert daar met complexe statistiek alsnog conclusies uit te trekken. En in het geval van kunstmatige zoetstoffen komt er dan blijkbaar nog steeds geen duidelijk effect uit.
Een van de bekendste kunstmatige zoetstoffen is aspartaam (E951), dat populair is als suikervervanger in light-frisdrank. Het heeft geen calorische waarde en is tweehonderd keer zoeter dan suiker. Over de veiligheid voor consumptie stelt de Europese voedselautoriteit EFSA het volgende: ‘[aspartame] has been a matter of extensive investigation for more than thirty years. […] It has been found to be safe and authorised for human consumption for many years and in many countries following thorough safety assessments.’ De Amerikaanse evenknie FDA noemt aspartaam ‘one of the most exhaustively studied substances in the human food supply, with more than a hundred studies supporting its safety’.
Weinig verrassend zijn die stellige beweringen op basis van degelijk en langdurig wetenschappelijk onderzoek van weinig waarde voor complotdenkers. Ook een van mijn goede vrienden – universitair opgeleid als medisch bioloog, inmiddels ICT’er – hanteert het uitgangspunt ‘waar rook is, is vuur’ en eet of drinkt niets waar aspartaam in zit. Hij denkt oprecht dat er een doofpotaffaire gaande is, en dat aspartaam veel ongezonder is dan iedereen denkt.
Ik kan hier heel slecht tegen. Alleen al op basis van gezond verstand kun je beredeneren dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat duizenden artsen, medisch wetenschappers, epidemiologen, redacties van wetenschappelijke tijdschriften en beleidsmakers in een reusachtig complot samenspannen tegen de mensheid om de slechte effecten van aspartaam te verdoezelen. Los daarvan, en dat zit me het meeste dwars, vind ik dat je als wetenschapper een morele plicht hebt jegens de maatschappij om je te informeren op basis van betrouwbare bronnen, en je mening te baseren op feiten en wetenschappelijke consensus.
Mijn relatie met de genoemde aspartaam-mijder is robuust, want we hebben hierover stevige discussies gevoerd en zijn nog altijd goed bevriend. Maar hij weet dat ik hem het levende bewijs vind dat intelligentie lang niet altijd iets te maken heeft met gezond verstand.
Nog geen opmerkingen