Al maanden krijg ik consistent van politici en de media te horen dat de oudere generatie het meest te lijden heeft onder het coronavirus. Als je puur kijkt naar de bijdrage aan het dodenaantal, dan klopt dat. Maar uiteindelijk zijn het de jongeren die de hoogste prijs betalen voor de wereldwijde coronacrisis.
Om het bij het thema van deze achtste editie (studenten- en carrièrespecial) te houden: meermalen al las ik de voorspelling dat het effect van de coronacrisis tot een decennium of zelfs langer kan doorwerken op het inkomen en werkplezier (lees: het kunnen vinden van een passende baan) van de huidige studenten en net afgestudeerden.
The Guardian wijdde begin juni een artikel aan de ‘corona class of 2020’. Onzekerheid over en de daarmee gepaarde angst voor hun toekomst loopt als rode draad door de reacties van de studenten heen. Een loopbaanadviseur merkt dat studenten nu niet langer alleen de veerkracht moeten hebben om te kunnen dealen met afwijzingen op sollicitaties, maar ook met het omgooien van hun hele carrièrepad. Dat laatste vraagt mede om flexibiliteit, een vermogen tot communiceren en doorontwikkelen, en veel doorzettingsvermogen.
De vraag is of onderwijsinstellingen hun studenten die ontwikkelcurve wel kunnen bieden, qua financiën en expertise; vermoedelijk niet. Sterker nog: het thema ‘ontwikkel een visie op je loopbaan’ heeft doorgaans – coronatijd of niet – status onderbelicht binnen de opleidingsinstituten; er zijn breed career services opgericht de laatste tien jaar, maar topprioriteit is het vrijwel nooit. Terwijl ik het toch als taak, als verantwoordelijkheid van hogescholen en universiteiten zie om hun studenten te ondersteunen in de ontwikkeling naar een baan die hun op het lijf geschreven is.
Het meest knellend is de situatie aan de universiteiten, waar nog altijd sterk wordt ingezet op de piramideloopbaan van student tot hoogleraar. Slechts voor een enkeling uit de school van getalenteerde liefhebbers is plek aan de top, dus zien al tientallen jaren young professionals aldaar hun droombeeld in rook opgaan. Natuurlijk moet je voor zo’n droombaan van hoogleraar ook gewoon keihard vechten en is de concurrentie moordend, maar wát als op die hobbelige weg ernaartoe blijkt dat je een baan als onderzoeker helemaal niet ambieert?
Menig chemicus/life scientist komt er, zo blijkt ook uit deze editie, pas in een laat stadium achter dat zijn talenten en ambities buiten het lab liggen; van die enorme wereld erbuiten heeft menigeen überhaupt amper een beeld. Hoe vruchtbaar zou het zijn als álle studenten eens de open vraag voorgelegd zouden krijgen: ‘Als je je hart volgt, wat zou je dan gaan doen?’
Wat het antwoord ook is, de huidige crisis vraagt van iedereen om mee te bewegen als er weer eens voor je neus een weg wordt afgesneden. Voor onderzoekers in hart en nieren werpt de coronatijd een extra barrière op, die van de sterk teruggeschroefde labtijd. Voor iedereen is het duidelijk dat promovendi en postdocs hiervan de dupe zijn met alle gevolgen voor de kwaliteit van hun visitekaartje richting een volgende carrièrestap. Maar je hoort niemand over studenten in de laatste fase van hun studie, die daarmee aan de voor- avond staan van hun carrière. Om in recruiterstermen te spreken: ingekorte, tot theoriewerkjes verworden praktijkstages verkleinen je kansen op de arbeidsmarkt.
Welke afslagen of omwegen je ook moet nemen, één tip: verlies onderweg je oorspronkelijke doel nooit uit het oog!
Nog geen opmerkingen