Tijdens het rijden moet je niet appen, maar in de moderne wetenschap draait alles juist om zoveel mogelijk interactie. Grensoverschrijdende samenwerking is het devies. In positieve zin uiteraard.
Niet navelstaren, maar ‘multi- en/of interdisciplinair’ werken (eerlijk gezegd is het verschil me nog steeds niet helemaal duidelijk) zodat er ‘kruisbestuiving’ ontstaat. Niet zo gek, want op de grensvlakken tussen gebieden is vaak van alles te ontdekken. Maar de onderzoekers die zich op die grensvlakken wagen, lopen vaak tegen verkokerde financiering aan die nog sterk aan de klassieke disciplines hangt. Met als gevolg dat je interdisciplinaire voorstel vol kruisbestuiving nergens echt goed bij past. Het geambieerde, bruisende grensvlak blijkt opeens een kaal en verlaten niemandsland.
Een ander probleem is dat het best lastig is om een groep onderzoekers met heel verschillende specialisaties elkaar te laten begrijpen. ‘We spreken niet dezelfde taal’, hoor je vaak. Wat voor een chemicus alledaagse termen zijn, is voor een informaticus totale abracadabra en andersom. Het kost tijd voordat iedereen genoeg weet van elkaars terrein om echt tot zinvolle, nieuwe ideeën te komen. Je moet het veld van de ander leren kennen.
Hoe doe je dat? Hier ligt volgens mij een geweldige kans voor congressen, zoals binnenkort weer CHAINS. Want wat gebeurt er bij de meeste bezoekers die het overweldigende aanbod zien: ze kiezen iets bekends. Heel begrijpelijk, maar voor het verkennen van grensvlakken en het opdoen van totaal nieuwe inzichten zou het beter zijn om naar iets onbekends te gaan. Ik ga het liefst naar restaurants waar ze gewoon op tafel zetten wat er die dag is bereid. Zoiets zou ik voor conferenties ook fijn vinden. Zo maak je als bezoeker geheid kennis met onbekende onderwerpen en gebieden. ‘Maar dat kan echt niet’, hoor ik veel mensen al protesteren. Want hoe grensverleggend veel wetenschappers ook zijn in hun onderzoek, als het gaat om de opzet van congressen is men opvallend conservatief.
’Zo maak je geheid kennis met onbekende onderwerpen en gebieden’
Een paar jaar geleden mocht ik spreken op een congres waar je niet je parallelsessies mocht kiezen. Juist om te voorkomen dat bezoekers voor het bekende gaan. Ik werd ingedeeld bij een workshop ‘Kantonees leren’. Briljant. Want niemand van de groep wist iets van Kantonees en daardoor vielen alle eventuele hiërarchische of generatieverschillen weg. We kregen een woordenlijst en uitspraakhulp van de begeleider en moesten in duo’s heel snel een gesprekje in het Kantonees samenstellen en oefenen. Vervolgens werd dat beoordeeld door een native speaker. Hilariteit alom, maar toch lukte het soms al wel om elkaar te begrijpen. Misschien kunnen we hier in de wetenschappelijke congressen ook iets mee? Onderzoekers indelen bij onderwerpen die voor hen nieuw zijn en vervolgens iedereen echt aan het werk zetten om elkaar te leren begrijpen. Ik bied me hierbij aan om te helpen bij de organisatie. Wie durft?
Nog geen opmerkingen