Aan de hand van de Buck-affaire overdenkt Enith Vlooswijk hoe lastig het kan zijn - voor wetenschappers en journalisten - als de feiten niet overeenkomen met je eigen overtuigingen. 

‘Ik schaamde me de hele dag. Terwijl je eerst dacht dat je geweldig bezig was, zink je tot de diepste krochten die je maar bedenken kan.’ Het is een uitspraak van viroloog en epidemioloog Jaap Goudsmit tijdens een VPRO Zomergastenaflevering over de zogenaamde Buck-affaire. Samen met de Eindhovense professor Henk Buck claimde hij in 1990 een methode te hebben gevonden om het hiv-virus de nek om te draaien.  

Dat werd wereldnieuws. Het Nederlandse achtuurjournaal beloofde zelfs dat de eerste patiënten binnen een jaar met het geneesmiddel zouden worden behandeld. Helaas bleek al snel dat het laboratoriumonderzoek van Goudsmit slordig was uitgevoerd. Het tweetal moest de publicatie halsoverkop terugtrekken en met de carrière van Buck was het afgelopen. 

Idealiter zijn fouten een belangrijk onderdeel van het wetenschappelijke proces. Door vallen en opstaan, lerend van eerdere fouten, krijgen wetenschappers inzicht in de verschijnselen die ze bestuderen. ‘Voortschrijdend inzicht’ heet dat. In werkelijkheid zijn mislukte experimenten die niet veel soeps opleveren voor de meeste wetenschappers net zo vervelend als een waardeloos interview voor de journalist. Geen tijdschrift wil dat publiceren. Tel daarbij op dat de maatschappelijke druk om een medicijn te vinden hoog was, net als de persoonlijke ambities van Buck en Goudsmit, en je snapt waarom het wetenschappelijke ideaal van vallen en opstaan niet altijd aansluit bij hoe mensen zich gedragen in de praktijk.  

‘Idealiter zijn fouten een belangrijk onderdeel van het wetenschappelijke proces’ 

Ook journalisten hebben vaak moeite met feiten die in tegenspraak zijn met hun eigen overtuigingen. Dit leidt soms tot artikelen over ‘doorbraken’ die bij nader inzien geen stand houden, maar het kan ook leiden tot onterechte mediastilte. Zo publiceerde onderzoeksjournalist Jop de Vrieze onlangs een doorwrocht artikel in De Groene Amsterdammer over zeldzame, long-covidachtige verschijnselen, vermoedelijk veroorzaakt door coronavaccins. De Vrieze, gepokt en gemazeld in de wetenschapsjournalistiek, moest toegeven dat hij de eerste tekenen van deze bijwerkingen gemakzuchtig terzijde had geschoven. Wat als hij plotseling in het kamp van ‘vaccinsceptici’ geduwd zou worden? Pas na elf maanden onderzoek durfde hij hierover te schrijven met voldoende slagen om de arm. Een goede zaak, want de slachtoffers van de bijwerkingen wenden zich in hun wanhoop inmiddels al tot ‘alternatieve media’, omdat niemand luistert naar hun gegronde klachten.  

Na de Buckaffaire gooide Goudsmit zijn manier van werken volledig om; elke stap in zijn experimenten zou hij vanaf die tijd onderwerpen aan talrijke controles. ‘Ik had door dat ik niet meer zo intuïtief moest werken’, zei hij hierover in het Zomergastengesprek, ‘omdat ik blijkbaar niet slim genoeg was om de waarheid te voelen.’ 

Onderwerpen