Ooit ging je promoveren om verder te leren denken. Niet voor niets verwijst de ‘Ph’ in PhD (doctor of philosophy) naar het Oudgriekse filosofía, dat ‘liefde voor wijsheid’ betekent. Je schreef er een proefschrift over, en de publicatie van wetenschappelijke artikelen was bijvangst. Maar ergens in de loop van de vorige eeuw veranderde de academische wereld (‘academie’ verwijst naar Plato’s school in de Atheense voorstad Akademeia) van vrijplaats voor kritische denkers in een publicatiefabriek.
Onderzoeksgeld in, wetenschappelijke artikelen uit. Met onder aan de bedrijfsladder de promovendus, de eenvoudige fabrieksarbeider, die zich vier jaar lang voor een laag loon het schompes werkt en zo veel mogelijk wetenschappelijke artikelen moet produceren.
Die hyperfocus leidt tot uitwassen, zoals de vaak geldende eis dat je een minimaal aantal artikelen moet hebben gepubliceerd voor je überhaupt kúnt promoveren. Dat heeft bij de bètawetenschappen de eigenlijke bedoeling van een promotie de nek omgedraaid. Zelfontplooiing mag, maar dan wel buiten kantooruren. Zelfs onderwijs geven aan studenten, van oudsher een hoofdingrediënt van een promotietraject, schiet er vaak bij in of wordt ontmoedigd. Alles ten gunste van dat aantal artikelen waar je naam boven staat. Voor mij was het de hoofdreden om mijn eigen promotie na een jaar af te breken.
Die publicatie-eis is een van de heilige huisjes die in Utrecht tegen de vlakte gaat. PhD’s van het UMC Utrecht en de faculteit bètawetenschappen worden daar sinds kort beoordeeld op persoonlijke ambities. Aan de wieg van die verandering staat Annemijn Algra, neuroloog in opleiding, promovendus en lid van de denktank Young Science in Transition. De nieuwe evaluatiemethodiek draait om professionele groei: de promovendus wordt gevraagd om diens twee grootste prestaties, variërend van een congres tot een goed patiëntcontact. En hij reflecteert in gesprekken op opgedane vaardigheden.
Het nieuwe beoordelingssysteem is onderdeel van een grotere beweging naar meer openheid in de wetenschap, waarbij je kwaliteit meet aan de hand van sociale relevantie, niet ‘bibliometrics’. De Universiteit Utrecht jaagt die transitie aan door zelfs een hoogleraar open science te benoemen. Die heeft zijn eerste wapenfeit hierbij in zijn zak.
Natuurlijk kunnen of hoeven we niet zonder publicaties, maar we hoeven er geen heel beoordelingssysteem aan op te hangen. Het is hoog tijd dat de universiteit weer een leerinstituut wordt, waarbij persoonlijke ontwikkeling en ambitie centraal staan.
Nog geen opmerkingen