Hoofdredacteur Esther Thole neemt de ‘meest ongrijpbare positie’ in de academische hiërarchie onder de loep en vraagt zich af of een reforming niet op z’n plek is.
Question this: 1) Een leergierig genie-in-wording dat aan de hand van een verlichte, gearriveerde intellectueel wordt klaargestoomd voor een glansrijke wetenschappelijke loopbaan. 2) Een carrièretijger die nog even investeert in een aansprekende titel om straks sneller de ladder te beklimmen in een Big Corporate naar keuze. 3) Een uitgebuite, mentaal geknakte meetslaaf die vermorzeld raakt in een dolgedraaid academisch systeem.
U raadt de vraag natuurlijk meteen: wat is een PhD-student? Karikaturale omschrijvingen, zeker, maar wie de discussie rond het promotiesysteem een beetje volgt, recent onder meer in Nature, herkent ze allemaal. Dat zulke uiteenlopende omschrijvingen van toepassing zijn is niet verwonderlijk, want binnen de academische hiërarchie is de PhD-to-be (OK, samen met de postdoc), misschien wel de meest ongrijpbare positie. Het is een potpourri van rollen, taken, vereisten, financieringsstructuren en beoordelingscriteria die bovendien nogal verschillen per land, vakgebied, universiteit, vakgroep en, zeker niet in de laatste plaats, per promotor/begeleider. Je wordt geacht na vier jaar promotie-waardig werk te hebben geleverd, maar een heldere omschrijving en een transparant beoordelingsproces ontbreken.
‘Geen resultaat is ook een resultaat, maar in de praktijk betekent het geen publicaties en dus geen titel’
Want hoe graag iedereen ook beweert dat geen resultaat ook een resultaat is, in de praktijk betekent het toch vooral geen publicaties en dus geen titel. En als je dit mistige traject met goed gevolg hebt doorstaan, ben je helemaal geprepped voor een baan die er eigenlijk steeds minder vaak is. Academische aanstellingen lagen nooit voor het oprapen, maar de razendsnelle toename van het aantal dr.’s wereldwijd maakt dat deze route alleen maar lastiger te bewandelen wordt. Het overgrote deel van de kersverse gepromoveerden kwam en komt terecht – of beter: kiest voor – een loopbaan buiten de universiteit.
Dat is al heel lang zo, maar toch lijkt het promotietraject daar behoorlijk ongevoelig voor. Met als gevolg dat met enige regelmaat de discussie weer opduikt of al die PhD-studenten wel de juiste dingen leren. Nu kun je je afvragen of het de taak van de universiteit is om pasklare werknemers voor de industrie te leveren, maar aan de andere kant: als we er toch publiek geld voor gebruiken, kan het maar beter zinvol worden ingezet. Bovendien beklagen ook gepromoveerden die wel binnen de academie blijven zich over hun gebrekkige training in alles wat cruciaal is voor je professionele ontwikkeling als universitair staflid. Denk bijvoorbeeld aan projectmanagement, financiën, mentorschap, lesgeven of subsidievoorstellen schrijven.
In Chemistry - A European Journal verschenen onlangs de resultaten van de derde European Employment Survey for Chemists die dit duidelijk laten zien. PhD-studenten zijn intelligente, gemotiveerde en ambitieuze jonge mensen die zich willen inzetten om wetenschappelijke grenzen te verleggen en daadwerkelijk oplossingen aan te dragen waar de maatschappij wat aan heeft. Dat is een kostbaar goed. Laten we daarom vooral niet terugschrikken voor een kritische analyse van het huidige systeem. Hora est.
Nog geen opmerkingen