Columnist Enith Vlooswijk doolt rond in de wereld van het misinformatie-onderzoek en stuit op een herkenkare dynamiek tussen conflicterende groepen wetenschappers.  

Wat ons als soort helpt om te overleven, is wat ons tegelijkertijd gevoelig maakt voor misinformatie. Die uitspraak bedacht ik niet zelf, maar komt van Nathan Walter, communicatieonderzoeker aan de Amerikaanse Northwestern University. Ik interviewde hem over misinformatie en de beste manier om daarmee om te gaan. ‘Als je kijkt naar Maslovs beroemde behoeftepiramide’, zei hij tijdens dat gesprek, ‘dan zie je dat het gevoel om deel uit te maken van een sociale gemeenschap vaak belangrijker is dan het hebben van kloppende informatie. Door te zeggen, klimaatverandering is echt, of klimaatverandering is Chinese propaganda, maak ik jou duidelijk tot welke groep ik behoor.’  

‘Anders zou u kunnen concluderen dat ik behoor tot de groep domoren die onzin en onzin over een kam scheren’  

Voor u nu geïrriteerd roept dat ik vast desinformatie bedoel, moet ik even opmerken dat nepnieuwsonderzoekers tegenwoordig spreken over ‘misinformatie’ (onjuiste informatie), waar ‘desinformatie’ (bewust verspreide misinformatie) onderdeel van uitmaakt. Anders zou u kunnen concluderen dat ik behoor tot de groep domoren die onzin en onzin over een kam scheren. U zou deze column dan kunnen delen op een social media platform en spottend kunnen opmerken dat die Vlooswijk geen flauw benul heeft waarover ze praat. Door mij te plaatsen in de categorie ‘domoren’, zou u de grenzen van de eigen groep (‘slimmeriken die wel beter weten’) duidelijk afbakenen en tegelijkertijd uw eigen verheven positie versterken: pure winst.  

Zo werkt dat dus.  

Exact dezelfde dynamiek is nu gaande onder de misinformatie-experts zelf. Walter maakt deel uit van een groep onderzoekers die misinformatie liever benadert als sociaal fenomeen. In hun ogen zijn misinformatieproblemen een symptoom van dieperliggende maatschappelijke spanningen. Zij vrezen dat de eenzijdige nadruk op nepnieuwsbestrijding mensen cynisch en wantrouwig maakt tegenover al het nieuws en uiteindelijk niks oplost.

Hun tegenstanders, de psychologen, geloven dat mensen heus de juiste richting op te duwen zijn, als overheid en wetenschappers maar oog hebben voor de individuele behoefte van mensen aan kloppende informatie en empathie. Tenslotte is er nog een derde groep, die van de filosofen, die het hele onderscheid tussen waarheid en misinformatie wat dubieus vindt.   

De psychologen serveren de sociale wetenschappers af als gevaarlijke twijfelzaaiers. Als nepnieuwsbestrijders krijgen zij te maken met doodsbedreigingen van extreem-rechtse complotdenkers, waardoor ze de rijen nog sterker sluiten. De sociale wetenschappers zien de nepnieuwsbestrijders als hoeders van de status quo, gesteund door de diepe zakken van de Big Tech-industrie. En de filosofen waarschuwen beide partijen dat de grens tussen misinformatiebestrijding en overheidspropaganda wel erg dun is. 

Als antropoloog vind ik dit allemaal machtig interessant. Maar ik behoor dan ook tot een dwarse discipline die studenten voornamelijk opleidt tot journalisten en andere linkse klaplopers.