Sommige artikelen of opiniestukken maken heel wat los bij onze lezers. Ingezonden stukken worden hieronder (van nieuw naar oud) gepubliceerd.
Geen angst voor chemische stoffen, maar wel voor PFAS
Het boek ‘Paniek om niets’ van Simon Rozendaal heeft heel wat losgemaakt. Ik ben het eens met de auteur dat er te veel onnodige angstgevoelens bestaan over chemische stoffen van menselijke oorsprong in ons milieu. De concentratie van verreweg de meeste van die stoffen is echter zo laag, dat ze de menselijke gezondheid niet beïnvloeden. Deze moleculen dringen ons lichaam binnen, maar hebben daar geen enkel merkbaar verstorend effect. En na een tijdje verlaten ze weer ons lichaam. Ik vermoed dat er ook veel moleculen van natuurlijke oorsprong zijn, waarvoor precies hetzelfde geldt. Ze zijn er, maar we worden er niet ziek van en we leven er geen seconde korter of langer door. Maar er is één uitzondering: PFAS.
Wat mij stoorde in dit boek, is dat de auteur het gevaar van PFAS zwaar onderschat. Deze groep van fluor- verbindingen komt op dit moment inderdaad in zeer lage concentraties in het milieu voor, maar dat betekent niet dat er geen risico is. Wat mij vooral beangstigt, is dat de PFAS-concentratie alleen maar kan toenemen in de toekomst. Niet alleen in Dordrecht, maar op veel meer plaatsen wereldwijd wordt PFAS op grote schaal geproduceerd. Dat gebeurt dag in, dag uit, en gaat alsmaar door. Hoe goed die fabrieken zich ook mogen houden aan lozingsverboden, uiteindelijk komt al dat geproduceerde PFAS via toepassingen als ski-wax, popcorn-zakjes en vetvrije kleding in het milieu terecht. Daarna verspreidt het zich over de gehele wereld.
Overal, van de noordpool tot de zuidpool kan PFAS nu worden aangetoond. Op dit moment mag de gemiddelde PFAS-concentratie in het milieu dan niet aantoonbaar schadelijk zijn, maar wat gebeurt er wanneer, over een aantal decennia, die concentratie bijv. 10 keer zo hoog is geworden en wellicht daarmee een kritische grens passeert?
Op pagina 105 van ‘Paniek om niets’ staat deze alinea:
Een heel klein beetje van iets dat erg gemeen is, kan wel degelijk kwaad aanrichten. De Russische moord in Londen op de dissident Aleksandr Litvinenko in 200c gebeurde met een minieme hoeveelheid radioactief polonium in een kop thee. De schatting was dat hij 10 microgram polonium had binnengekregen. Dat is vergelijkbaar met de hoeveelheid pfas die omwonenden in het Belgische Zwijndrecht hadden binnengekregen.
Met daarop het commentaar van de auteur:
Maar polonium is radioactief en levensgevaarlijk, pfas niet.
Het is juist dat PFAS niet radioactief is. Maar het is wel bio-accumulatief. Als niet-afbreekbare chemische stof (‘forever chemical’) hoopt het zich op in de voedselketens. Deze bio-accumulatie treedt vervolgens ook op het menselijk lichaam en is vergelijkbaar met de ijzerstapelingsziekte hemochromatose. Bij deze erfelijke ziekte hoopt ijzer zich in te hoge mate op in de lever. IJzer is een noodzakelijk, maar schadelijk element in ons lichaam. Als gevolg van een overmaat aan ijzer krijgen hemochromatose-lijders vaak rond hun zestigste levensjaar allerlei gezondheidsproblemen.
Dit is ook het beeld dat ik van PFAS heb. Het punt is dat PFAS geen acute verschijnselen oproept. Je kunt er gerust een gram van opeten en dan leef je vrolijk verder. Maar microgram voor microgram dringen
PFAS-moleculen onze bloedsomloop binnen, en bewegen zich van daaruit naar onze lichaamscellen. Daardoor is het mogelijk, dat na verloop van jaren een kritische grens wordt overschreden. Ik verwacht, dat dan bij de mens dezelfde gezondheidsschade zichtbaar zal worden zoals bij proefdieren is waargenomen. Maar omdat PFAS volkomen persistent is, is het op dat moment te laat. En niet alleen te laat voor de omwonenden van een PFAS fabriek, maar voor de gehele mensheid.
Met zijn opmerking hierboven over polonium en PFAS is Simon Rozendaal volledig in tegenspraak met zijn eigen aanbeveling: Maak je niet druk om extreem lage concentraties van chemische stoffen. Bij de chemische stof polonium moet je dat dus wel doen.
Verder vind ik het verrassend om te lezen dat Wim van Tilborg ingaat op de vraag waarom PFAS zo gevaarlijk is In tegenstelling tot de meeste chemische stoffen, is de schadelijkheid van PFAS niet het gevolg van een chemische reactie in het lichaam. Wim van Tilborg beschrijft dat niet-covalente interacties met PFAS-
moleculen een ongunstige uitwerking kunnen hebben op de ruimtelijke structuur van eiwitten. Dat is inderdaad een mogelijkheid. Ikzelf houd het erop, dat PFAS-moleculen zich ophopen in het meest apolaire deel van het menselijk lichaam, en dat is binnenin de celmembranen. Daar speelt zich een heel subtiel samenspel af van vetzuren met uitlopende chemische structuren. Mijn vrees is, dat de aanwezigheid van PFAS-moleculen, ook zijn het er maar heel weinig, deze structuur ondermijnt. Die celmembranen bieden plaats aan een groot aantal membraan-eiwitten, die voor hun juiste werking afhankelijk zijn van hun ondergrond. Veel van die eiwitten maken deel uit van het immuun-systeem.
Tenslotte dringt zich de vraag op: Hoe moet het verder met PFAS?
Allereerst is het opvallend dat er, bij het zuiveren van drinkwater, soms fracties over blijven, die verrijkt zijn aan PFAS. Dat biedt hoop dat PFAS uit het milieu gehaald kan worden. Mijn voorstel zou zijn, om op het fabrieksterrein van Chemours in Dordrecht een expertise-centrum op te richten voor onderzoek naar PFAS- verwijdering. Uiteraard leidt dit tot PFAS afval, dat vervolgens vernietigd moet worden door omzetting naar fluoride-ionen en CO2. Juist die kennis en technologie, nl. fluor-chemie, is in Dordrecht ruimschoots aanwezig.
Op deze wijze wordt het mogelijk een toekomst-perspectief te bieden voor de duizenden werknemers en toeleveranciers, die hun inkomen ontlenen aan de productie van PFAS.
Carel Wreesmann
Bestuurslid van de Chemie en Maatschappij Groep
De discussie is in eerste instantie te vergelijken met autogordels: zonder autogordels komen er zoveel ongelukken dat het te duur wordt om alle slachtoffers te ‘verwerken’. Politiek zeg je dan:”Willen we 3000 doden per jaar of minder?” (en ten koste van welke vrijheden.)Maar voor een individu geldt : ik loop in het leven vreselijk veel risico’s die ik afweeg tegen wat ik leuk vind. Ik doe de gordel niet om als hij me in mijn bewegingen belemmert, de boete heb ik er voor over.
Ik krijg de indruk dat Wim v. T terecht vindt dat je in een land zo min mogelijk last moet ondervinden van PFAS, óók op lange termijn. Onvoorziene ‘epidemieën’ kosten geld. Politiek en Journalistiek zouden echter wat minder stemming moeten maken.
Voor mezelf denk ik n.a.v. SR: “als ik tussen nu en 2044 ergens aan doodga dan geldt1. Als ik aan PFAS doodga dan is het maar de vraag of dat is aan te tonen. 2. Is het voor mijn nabestaanden en eventuele mantelzorgers interessant of mijn klachten van PFAS komen? Ze focussen, denk ik, op het verlichten van mijn lijden.3. Het is de vraag of voor mij een PFAS-einde waarschijnlijker is dan een val van de trap of met mijn elektrische fiets, om maar eens iets te noemen.”
Jonge moeders en hun kinderen hebben ongetwijfeld meer reden om zich om PFAS zorgen te maken. Maar ook voor die groep geldt: wees verstandig, laat je wél voorlichten, maar niet bang maken en probeer vooral van het leven te genieten. Het kan zomaar voorbij zijn.
Hein Bonebakker *1944
Van 1975 tot 2005 heb ik bovenstaande ideeën in Diever in 3 en 4 havo verwoord.
Met plezier las ik de opinie stukken van Wim van Tilburg en Simon Rozendaal over ‘paniek over nanogrammen’. Wat interessant om twee opiniestukken na elkaar te hebben van kenners die het niet met elkaar eens zijn. Ik hoop dat jullie dat vaker doen.
Geachte redactie,
In een artikel in C2W, nummer 1 2025, is een recensie verschenen over een boek dat volgens de recensent overtuigend tegengas geeft tege het heersende doemdenken over chemische stoffen. De lage detectielimieten van chemische stoffen en een meetrevolutie zou de oorzaak zijn van dit doemdenken. Volgens de recensent zou het boek “Paniek om Niets” overtuigend tegengas geven aan dit doemdenken.
Een dergelijke mening en toonzetting in een gezaghebbend vakblad van chemici mag mijns inziens niet onbesproken blijven. De wetenschappelijke achtergronden en praktische betekenis van de stoffenproblematiek en het wantrouwen van de burger alsmede de noodzaak om te beschikken over goede meetmethodes worden kennelijk niet onderkend.
Volgens het artikel zouden lucht en water in feite steeds schoner zijn geworden. Zorgen over Pfas en het bestrijdingsmiddel glyfosaat worden aangeduid als ”fantoonproblemen“’. Een dergelijke stellingname gaat echter voorbij aan de werkelijkheid en de noodzaak om over meetmethoden te beschikken met een lage detectiegrens.
De Pfas problematiek heeft duidelijk gemaakt dat relatief geringe emissies van een stof grote gevolgen kunnen hebben. Op meerder plaatsen is het voedsel verontreinigd geraakt met Pfas in concentraties boven de toxicologische grenswaarden. Op sommige plaatsen moet het vee preventief worden geruimd zodat het niet als voedsel wordt gebr Gewassen van particuliere tuinen zijn niet meer onverdacht en op meerdere plaatsen zijn eieren verontreinigd tot een niveau boven de toelaatbare toxicologische grenswaarde. De gevolgen zijn groot. Sanering moet plaatsvinden maar de kosten zijn dermate hoog dat dit slechts in beperkte mate zal gebeuren. De burger wordt wel geconfronteerd met de gevolgen middels schade en onzekerheid. Het chemiebedrijf zal zich overvallen voelen na een verleende vergunning van overheidswege.
De Pfas problematiek is niet een geïsoleerd probleem maar is een uiting van een breder probleem, n.1. het ontbreken van eenduidige criteria voor emissies. Een lozing van een persistente stof op lage concentraties zal op de lange duur aanleiding geven tot overschrijding van toxicologisch risicovolle concentraties. Met name als er ook nog sprake is van bio- accumulatie kunnen de gezondheidsrisico’s groot zijn. Er is momenteel echter geen samenhangend milieubeleid dat dergelijke risico’s tijdig preventief signaleert en tot maatregelen leidt. Ook ontbreekt een beleid dat lozingen van stoffen via verschillende routes in samenhang beziet. Het betreft niet alleen de emissies via lucht of water maar ook via Waren. Vaak wordt gedacht dat met de nieuwe stoffen regeling op Europees niveau de stoffen problematiek zou zijn opgelost maar niets is minder waar. De Reach regelgeving is geen toelatingskader maar is een registratieplicht waarbij slechts voor bewezen mili eugevaarlijke stoffen een vergunning kan worden geëist. De snelheid waarmee nieuwe stoffen op de markt komen is groter dan de snelheid waarmee stoffen toxicologisch worden beoordeeld. De huidige situatie t.a.v. de beoordeling van stoffen is derhalve bepaald niet rooskleurig en maakt een herziening van de overheidsorganisatie en binding met de gezondheidsorganisaties voor een gecoördineerde aanpak urgent. Dit is niet alleen van belang voor de bescherming van de burger en het milieu maar ook voor de waardering voor de chemische industrie. Juist nu wordt van de industrie een actieve rol en bewustwording vereist van de risiGo’s. Mede hierom is een reactie op het bewuste artikel dringend gewenst.
Ik hoop dat mijn reactie u aanleiding geeft tot een kritisch geluid over de genoemde recensie en het genoemde boek.
Indien u nadere informatie wenst vemeem ik dat gaarne Met vriendelijke groeten,
Dr. T. Trouwborst
Nog geen opmerkingen