In nummer 5 zei Maurice Whelan dat het een kwestie van tijd is voordat dierproeven tot het verleden behoren. Maar volgens Jeroen Aerts, voorzitter van het Vlaamse Infopunt Proefdier­onderzoek, staart hij zich blind op de toxicologie.

‘Ik ben teleurgesteld in de manier waarop er wordt gecommuniceerd over dierproeven. De discussie is vooral gebaseerd op emoties en niet op feiten’, begint Jeroen Aerts. Hij is voorzitter van Infopunt Proefdieronderzoek, dat hij samen met een aantal andere jonge onderzoekers begin 2017 oprichtte. De aanleiding daarvoor was een undercoveractie eind 2016 van de dierenrechtenorganisatie Gaia, die in het geheim opnames maakte van het aange­dane dierenleed bij de Vrije Universiteit Brussel.

Opoffering

Het filmpje veroorzaakte veel ophef in België, maar is volgens de initiators van het Infopunt wederom een voorbeeld, en dit keer heel uitgesproken, van hoe media de gang van zaken verdraaien. ‘Wij willen het debat juist voeden met informatie, met feiten’, stelt Aerts. Dat laatste gebeurt onder meer via de website infopuntproefdieronderzoek.be, sociale media, deelname aan debatten, voorlichtingsdagen op universiteiten en opiniestukken in nationale kranten.

 

‘Vervangen zal zelden aan de orde zijn’

Uit eigen ervaring weet Aerts, die onderzoek doet naar dementie, hoe wetenschappers die met dierproeven werken worden afgeschilderd: ‘Als dierenhater. Alsof wij geen huisdieren hebben. Dat gebeurt puur uit onwetendheid. Naar mijn mening is het een opoffering die we moeten doen om verder te komen in bijvoorbeeld onderzoek naar de ziekte van Alzheimer. Wil je stoppen met de inzet van proefdieren? Prima, maar dan stop je ook de hele evolutie die erop is gericht om een medicijn tegen die ziekte te vinden. Ik zou het zonde vinden als we op basis van slechte communicatie een verkeerde beslissing nemen.’

Als je het hem op de man af vraagt, dan zegt Aerts eerlijk dat het ‘onmogelijk’ is om dierproeven geheel te vervangen. Wel is hij ervan overtuigd dat we grote stappen kunnen zetten om het aantal dieren dat daarvoor nodig is te verminderen. ‘Maar dan gaat het over een heel lange tijdsspanne.’ Het voornemen van de Belgische regering om tegen 2025 met 30 % minder dieren toe te kunnen, is volgens Aerts dan ook onrealistisch.

Hoe zit het dan met het positiever gestemde verhaal van Maurice Whelan in nummer 5? ‘Hij focust voornamelijk op de toxicologie’, stelt Aerts. ‘En dat is precies het veld waar de meeste ruimte is voor innovaties en waar het bovenal, doorgaans, draait om relatief simpele systemen die zich makkelijker laten modelleren.’ Dat in tegenstelling, aldus de voorzitter, tot basisonderzoek dat zich richt op het doorgronden van onderliggende biologische processen in bijvoorbeeld kanker, de werking van het immuunsysteem of de neurowetenschappen waarin hij zelf actief is. ‘En vergeet niet dat het decennia heeft gekost om een alternatieve test te ontwikkelen voor oogirritatie, zoals Whelan aanhaalt.’

Drie V’s

Volgens Aerts beslaat het toxicologisch onderzoek slechts 3,8 % van de totale wetenschap in Vlaanderen. Het fundamentele basisonderzoek staat garant voor 67 %. ‘In fundamenteel onderzoek liggen dergelijke innovaties minder snel voor de hand. Als je probeert gedrag te bestuderen of te achterhalen hoe ons geheugen werkt, dan kom je er niet met een celcultuur.’ En organs-on-a-chip dan, die toch gelden als een ontwikkeling met potentie? ‘Die ontwikkeling volg ik zeker met interesse, maar die staat nog grotendeels in de kinderschoenen. En ook computermodellen moet je ergens mee voeden. Die zijn zo goed als de data die je erin stopt.’ En aangezien de mens zich zelden leent als proefpersoon, kom je uit bij the next best thing: een proefdier.

Dit alles wil niet zeggen dat het Infopunt Dierproeven vóór dierproeven is. ‘In het publieke debat worden we doorgaans in die hoek gedreven, maar wij benoemen juist de alternatieven’, vertelt Aerts. In dat kader worden vaak de drie V’s aangehaald; het vervangen, verminderen en verfijnen van dierproeven. In Aerts ogen gaat het in dit stadium, met de technologie die nu voorhanden is, over het verfijnen van de methodiek. ‘Daarmee kun je het aantal proefdieren wel verminderen, maar vervangen is zelden aan de orde.’

 

‘De diverse methodes zijn complementair aan elkaar’

Voor de dementie-onderzoeker gaan dierproeven hand in hand met studies in celculturen en de inzet van computermodellen. ‘Er wordt vaak gesproken over alter­natieven, maar voor mij zijn die methodes complementair aan elkaar. Ook dierproeven zijn niet de heilige graal, dat ben ik wel met Whelan eens. Je hebt al die methodes nodig, als losse puzzelstukjes om uiteindelijk de grote puzzel te kunnen leggen.’

Hoe zit het dan met de drijfveren om alternatieve methodes te ontwikkelen? Aerts: ‘Er is sowieso een financiële prikkel om aan alternatieven te werken, omdat die doorgaans veel goedkoper zijn dan proefdieren inzetten.’ Daarnaast geeft Aerts aan dat de Europese wetgeving erop toeziet dat áls er een alternatieve, proefdiervrije test voorhanden is, die móet worden gebruikt.

Dat is volgens de onderzoeker iets wat veel mensen zich niet realiseren: ‘Door hoeveel regelgeving je heen moet voordat je überhaupt een dierproef mag doen. Daarnaast moet je als onderzoeker een training volgen voordat je met proefdieren mag werken.’ Aerts meent dat de Europese wetgeving, met het Verenigd Koninkrijk voorop, al streng genoeg is. ‘Als je die nog strenger zou maken, dan beknot je de ontwikkeling van het onderzoek en verhuis je de noodzakelijke dierproeven naar landen die minder toekijken op dierenwelzijn.’

Verantwoordelijkheid

Er valt nog wel winst te behalen in de opleidingen van de onderzoekers zelf, al ziet Aerts ook daar de laatste jaren positieve ontwikkelingen. ‘Er mag daarin nog meer aandacht komen voor de verantwoordelijkheidszin. Dat als een dier lijdt je je daar bewust van bent en waar nodig stappen onderneemt om de methode aan te passen. En dat onderzoekers onderling transparant zijn over waar ze tegenaan lopen.’

‘Dierproeven kunnen we nog niet vervangen, dus laten we ook het nut ervan onder ogen durven zien’, stelt Aerts. Het stemt hem in dat kader positief dat er steeds meer bewustzijn komt over de manier waarop dierproeven worden uitgevoerd en dat er naar buiten toe steeds transparanter over wordt gecommuniceerd. ‘Het is belangrijk dat we dit debat blijven voeren.’

 

Wil je ook reageren op dit onderwerp? Mail dan naar redactie@vakbladen.com.