Regelmatig krijgt de redactie de vraag of er ‘iets’ wordt gedaan met een overlijdensbericht. Hoofdredacteur Esther Thole begrijpt het verzoek, maar vindt het lastig om dit vorm te geven.
Wat is de grootste bedreiging voor effectief opruimen? Voor mij is het de afleiding door alle herinneringen die naar boven komen. Ik vind opruimen an sich best een lekker klusje en ik ben ook niet bang om keuzes te maken. Het geeft mij een goed gevoel om allerlei opgehoopte ballast de deur uit te doen. Dat creëert lucht en licht en ruimte voor het nieuwe.
Maar tegelijkertijd vind ik het ook heerlijk om tijdens dat opruimen te stuiten op foto’s, souvenirs, kledingstukken of krantenknipsels die me meteen terugbrengen naar een moment in het verleden. En dat is dus voor mij de grote valkuil. Het kost me echt moeite om niet iedere kaart of kindertekening, ieder diploma, poëziealbum of visitekaartje-van-dat-leuke-restaurant-in-[vul maar in] uitvoerig te herlezen en te bekijken. Of, nog liever, het hele verhaal over dat item (nog maar weer eens) te vertellen aan de ongelukkige toehoorder die toevallig net in de buurt is.
’Wie bepaalt wie belangrijk genoeg was?’
Dus stop ik al die financieel waardeloze, maar emotioneel onbetaalbare spulletjes gewoon weer terug in de doos. Niet dat je zonder spullen die herinneringen niet meer hebt, maar met spullen heb je die herinneringen sneller terug. En dat is fijn. Datzelfde geldt, ook als is de aanleiding droevig, voor artikelen waarin je leest over het leven van iemand die (onlangs) is overleden. Als je diegene hebt gekend, roept het herinneringen op. Maar ook als je diegene niet persoonlijk hebt gekend, kan het wel in bredere zin je geheugen op een goede manier prikkelen. Omdat het raakt aan een vakgebied, een plaats, een periode, een school, een bedrijf of wat dan ook, waar je iets in herkent. Daarom wordt in uiteenlopende media de In Memoriam-rubriek meestal goed gelezen.
Op de redactie krijgen we ook regelmatig de vraag of het verzoek om aandacht te besteden aan het overlijden van een chemicus van naam en faam. Dat is heel begrijpelijk en tegelijkertijd vind ik het heel lastig om daar goed op te antwoorden. De realiteit is namelijk dat juist een IM niet zomaar ‘een stukkie’ is. Nou is daar nog wel een mouw aan te passen, zeker omdat er vaak al een (aanzet tot) een tekst wordt meegestuurd. Maar wat ik echt lastig vind, is om te bepalen wie dan wel en niet de aandacht krijgt. Verdient alleen de de vooraanstaande emeritus met een indrukkende prijzenkast en publicatielijst een IM? Is dat het enige dat telt om een mens te herinneren?
Dat lijkt me niet. Maar hoe moet het dan? Wie bepaalt wie belangrijk genoeg was? Voor het selecteren van papers om een nieuwtje over te schrijven vind ik dat helemaal niet ingewikkeld, maar waar het gaat om een IM kun je dat besluit maar één keer nemen. Dat maakt het moeilijk, want het laatste wat ik wil is dat de willekeur regeert. Of dat het een onbetamelijke popularity contest wordt. Wie suggesties heeft voor een respectvolle, professionele, lezenswaardige en haalbare (!) overlijdensrubriek in C2W | Mens & Molecule; ik hoor het graag. De dood is al willekeurig genoeg. Laat dat niet ook het geval zijn voor onze aandacht en herinneringen.

Nog geen opmerkingen