‘De toename in samenwerkingsverbanden op wetenschappelijk gebied tussen 2000 en 2015 is ongelooflijk.’
Er was een tijd dat er heftig werd geprotesteerd tegen globalisering. Linkse actiegroepen en sympathisanten trokken in de jaren zeventig en tachtig rellend door de straten van grote steden om de afgedwongen dominantie van de Westerse cultuur en economische macht met spandoeken, lang haar en soms geweld ter discussie te stellen.
Dit ongenoegen is verdrongen naar de marges van de protestbewegingen, want het klimaatprobleem en natuurverschraling hebben momenteel de linkse aandacht geclaimd. Wat natuurlijk niet betekent dat globalisering niet meer bestaat: de invloed van multinationals en internetbedrijven, de verwevenheid van economieën, de wederzijdse afhankelijkheid van kennis en grondstoffen en de daaruit voortvloeiende ongelijkheid zijn groter dan ooit. Maar misschien, heel misschien, zien steeds meer mensen dat globalisering – of schaalvergroting en grensoverschrijdende samenwerking in het algemeen – niet per se het einde der tijden hoeft in te inluiden, maar ook heel veel voordelen biedt.
Relatiemanagers
Neem nu, om maar iets te noemen, de wetenschap. De tijd dat bebaarde professoren mijmerend in een kamertje hun geniale gedachten lieten dwalen, ligt ver achter ons. Topwetenschappers zijn tegenwoordig niet alleen goede onderzoekers, maar ook marketeers, fondsenwervers en politici. Maar bovenal moeten ze in alle lagen van hun ecosysteem een relatiemanager zijn: voor hun eigen groep, de afdeling, het instituut, en zeker daarbuiten. Zonder netwerk red je het niet in de globaliserende wetenschap, waar multidisciplinair onderzoek het mantra is geworden. En dat is soms best moeilijk. ‘Het woord “multidisciplinariteit” uitspreken is niet zo lastig, de uitvoering wel’, zei een onderzoeker me al eens half grappend.
Ik moest eraan denken toen ik onlangs werd gewezen op een boeiend review-artikel over de globalisering van wetenschap in het journal Geoforum. Twee illustraties in het artikel uit 2019 spreken sterk tot de verbeelding. De eerste is een wereldkaart waar de auteurs met verbindende lijnen weergeven in hoeverre er wetenschappelijke samenwerkingsverbanden bestaan tussen landen (zie hieronder); het contrast tussen de kaarten van 2000 en 2015 is ongelooflijk. In de publicatie staat een veel duidelijker uitleg dan wat ik hier kwijt kan; het is de moeite waard die op te zoeken.
Een tweede figuur (zie hieronder) in het artikel draait om World Systems Theory, een model dat al in 1974 is bedacht om onder meer de onevenredige verdeling en uitwisseling van economische bedrijvigheid en kennis te verklaren. Het model beschrijft een hiërarchische structuur van drie perifere schillen rond een kern; de auteurs beargumenteren dat het sociaal-economische model ook opgaat voor wetenschap. ‘Core nations are the source of knowledge spillover and the leaders of leading-edge research. Consequently, they become the primary partners for peripheral countries’, schrijven ze.
De auteurs vergelijken de modelstructuur van 2000 met die van 2015 en zien dat de oorspronkelijke kernlanden – de G7 – gezelschap hebben gekregen van zes nieuwe landen, waaronder Nederland, uit de eerste schil om de kern. Maar ook die eerste schil is drukker geworden (groei van 16 naar 37, waaronder België), doordat landen uit de tweede schil daarnaartoe zijn opgeschoven. De landen in de derde (buitenste) schil zijn met name ontwikkelingslanden; door ‘promotie’ naar de tweede schil nam hun aantal af van 153 in 2000 naar 120 in 2015. Het gevolg van deze verschuiving: een meer evenredige distributie van kennis. Oorzaak: samenwerking en globalisering.
Afscheid
Van hier maak ik graag een sprongetje naar mijn eigen situatie. Na meer dan vijftien jaar wetenschapsjournalistiek, waarvan de laatste zes jaar als hoofdredacteur van C2W | Mens & Molecule, ga ik me vanaf nu bezighouden met de communicatie binnen dergelijke wetenschappelijke samenwerkingsverbanden. Ik ben ervan overtuigd dat intensievere, internationale kennisdeling het antwoord is op veel van de grote vraagstukken van deze tijd, of op zijn minst kan bijdragen aan de oplossing. Ik blijf daarin dicht bij mijn grootste passies, namelijk de moleculaire en medische wetenschap.
Ik bedank de KNCV en u als lezer voor het podium dat u me gaf en hoop met gepaste bescheidenheid dat u af en toe net zoveel plezier aan het lezen van mijn artikelen hebt beleefd als ik aan het schrijven ervan.
Het ga u goed, en we komen elkaar in deze globaliserende wereld ongetwijfeld nog eens tegen.
Nog geen opmerkingen