Het gebrek aan inzicht in het wetenschappelijke systeem door outsiders zet een streep door de rekening van de vooruitgang binnen de wetenschap, stelt eindredacteur Puck Moll. En dat pakt evenwel niet goed uit voor de samenleving.
Wetenschappers zitten op gouden bergen. Door de jaren heen zorgvuldig opgebouwd uit kennis en kunde. Of past de metafoor van stilletjes gegraven goudmijnen beter; onttrokken aan het zicht van menig medemens? Want ‘mensen lijken nu pas in te zien waarom wetenschap zo belangrijk is’, vertelde viroloog Annemiek van der Eijk mij tijdens ons gesprek voor een opinieartikel over het belang van wetenschapscommunicatie (zie de opinie in editie 2).
Sinds de coronacrisis is de kennis van wetenschappers – openlijk – niet meer uit de politieke beleidskamers weg te slaan; aangewakkerd door de stikstofcrisis en de klimaatcrisis (‘Het kán nog’ volgens Heleen de Coninck; zie het interview met haar in editie 2). Maar de voortdurende pandemie maakt ook pijnlijk duidelijk hoe groot de kloof is tussen wetenschapper en burger. Juist in deze tijd van grote economische en gezondheidsmalaise willen mensen zekerheid en beloftes op een presenteerblaadje aangeboden krijgen, maar dat is nu precies wat wetenschappers niet serveren.
Die discrepantie in verwachting tussen de samenleving – en daar schaar ik de politiek deze keer ook onder – en de wetenschap is gevaarlijk. Voor beide ‘kampen’ wel te verstaan. Wetenschappers moeten, zo stelt Karen Peynshaert, Universiteit Gent, in het opinieartikel treffend, hun medeburgers zien uit te leggen hoe wetenschap in haar werk gaat, dat het een proces van vallen en opstaan is. Zonder dit begrip blijft de samenleving onvoldoende vatbaar voor de – om Yvonne van der Meer (zie het interview met haar in editie 2) vrij te citeren: nimmer eenvoudige, immer in ontwikkeling zijnde – onmisbare boodschap die wetenschappers te brengen hebben.
Tegelijkertijd zijn wetenschappers voor hun levensvatbaarheid afhankelijk van de stem van de belastingbetaler, de politiek en de subsidieverstrekker. Een pakkend voorbeeld is de impasse rond de inzet van genetisch gemodifeerde gewassen. ‘Honderd procent veiligheid of nul procent risico bestaan niet. De beslissing of een technologie veilig genoeg is, betreft daarom uiteindelijk een politiek besluit’, stelt biochemicus en wetenschapsfilosoof Ruth Mampuys, Erasmus Universiteit Rotterdam, in haar recente proefschrift.
Maar waar farmaceuten met een noodgang vrij spel kregen om genetisch gemodificeerde organismes in te zetten voor hun vaccins, blijven gewasontwikkelaars al jaren in het ongewisse. Betrokkenen blijven zich verschuilen achter het gebrek aan wetenschappelijke consensus. Het is als subsidieverstrekkers die maar al te graag 100 % innovatief en 100 % slagingskans binnen één projectvoorstel willen zien staan.
Het gebrek aan inzicht in het wetenschappelijke systeem door outsiders zet een streep door de rekening van de vooruitgang binnen de wetenschap. En de coronacrisis laat maar al te glashelder zien hoe gevaarlijk dat is.
Nog geen opmerkingen