Knijp een literblik spinazie open, sla de inhoud achterover en je wordt zo ijzersterk als Popeye, het tekenfilmfiguurtje met pijp en matrozenpakje. De reclameboodschap van de Amerikaanse fabrikant Allen Canning, die Popeye begin vorige eeuw besloot in te zetten om blikken spinazie aan te prijzen, beklijft nog steeds.
Gekookte spinazie bevat krap 2,5 mg ijzer, maar door slordig meetwerk van negentiende eeuwse wetenschappers dacht men aanvankelijk dat het ijzergehalte tien keer zo hoog was. De fout werd al in de jaren dertig gecorrigeerd, maar de spinaziemythe bleef rustig voortbestaan. Nu bevat spinazie behoorlijk wat ijzer voor een groente, daar niet van, maar ons lichaam is niet in staat al dat ijzer ook op te nemen. Het is een nogal complexe kwestie, waarover je groentenblikkenfabrikanten niet snel zult horen. Een mooie marketingverhaal moet je niet stuk factchecken.
Hetzelfde geldt voor vitamine C. Voor een landelijk dagblad moest ik uitzoeken of een claim van Iglo wel klopt. De claim luidt dat bevroren spinazie meer vitamine C bevat dan verse spinazie. Om een lang en ingewikkeld verhaal kort te maken: dat klopt op het moment dat je in de supermarkt staat, maar zodra je de spinazie hebt gekookt, maakt het nauwelijks meer uit. Een Wageningse expert deed alle mitsen en maren voor me uit de doeken: het heeft te maken met lichtgebrek, met de tijd die verstrijkt, met bepaalde enzymen, met de temperatuur van de vriezer en ga zo maar door. Maar eigenlijk, voegde de expert tot mijn verbazing toe, deed de hele vraag niet erg ter zake. Wat boeit het, hoeveel vitamine C ons bord spinazie bevat? Onder de naam E300 zit de anti-oxidant in allerlei voedselproducten verwerkt, dus in ons land zul je sowieso niet snel een tekort aan vitamine C krijgen. Alleen tijdens het oogstseizoen bevatten appels en peren nog enige vitamine C, maar het grootste deel van het jaar is dat helemaal niet het geval. Toch zijn ze gezond. Misschien komt dat door de vezels, misschien is het puur een kwestie van iets eten dat in elk geval niet ongezond is. Voedselonderzoeken geven daarover geen uitsluitsel, hoewel als een paal boven water staat dat mensen langer leven als ze veel groenten en fruit eten.
‘Dus… het maakt niet zoveel uit hoeveel vitamine C onze spinazie bevat?’ herhaalde ik ongelovig. ‘We lopen er niet mee te koop’, zei de expert tegen me. ‘We doen hier wel onderzoek voor fabrikanten naar methoden om meer vitamine C te behouden, maar het is vooral een verkoopargument. Er valt business te maken van het feit dat iets meer vitamine C bevat.’ Terwijl ik het noteerde, hoorde ik in de verte het pijpje van Popeye fluiten.
2 Opmerkingen van lezers